Speculatie op oneerlijkheid.
Een jong mensch te Berlijn, die onlangs des avonds laat in eene droschke naar zijne kamers reed, herinnerde zich onder weg, dat hij geen geld bij zich had, om den voerman te betalen, en kwam op het volgende middel, om zich uit de verlegenheid te redden. Hij vertelde bij het uitstijgen aan den koetsier, met eene tronie, welke hij zoo veel mogelijk in eene angstige plooi legde, dat hij in het rijtuig twee Friedrichs d'or verloren had, welke hij in den donker niet had kunnen wedervinden; hij verzocht hem dus een oogenblik te willen wachten, tot dat hij licht gehaald zou hebben, om in de droschke te zoeken. Zoo haastig hij kon, sloot hij nu de huisdeur open, maar draalde vervolgens opzettelijk eene wijl, eer hij weder naar buiten kwam. Lang behoefde hij niet te wachten, want spoedig hoorde hij de droschke wegrijden. Terstond snelde hij voor de deur en riep den koetsier achterna; doch deze hield zich doof en reed slechts te harder voort.