Lessing's wraak.
Lessing's bitterste vijand, de hoofdpastoor götze te Hamburg, beroemde zich, nimmer die kweekschool des duivels, de komedie, betreden te hebben. Om hem eene poets te spelen, riep lessing op zekeren avond, bij het uitgaan van den Hamburger schouwburg, zijnen koetsier, met wien hij daaromtrent afspraak gemaakt had, met de woorden: ‘Hoofdpastoor götze!’ tot zich. Het rijtuig reed voor, lessing sprong er snel in, en den volgenden dag was half Hamburg in opschudding over het berigt, dat de hoofdpastoor in de komedie geweest was.