het getal 365, 365, 361, 361, 365, 365, gemultipliceerd met 365, 355, 465, 395, 365, 365. De knaap sprong op, huppelde, terwijl hij zacht bij zich zelven sprak, eenige malen de kamer rond, bleef toen staan en antwoordde: “Niet meer en niet minder dan 133, 491, 850, 298, 566, 925, 016, 658, 299, 941, 583, 225.” Doch naauwelijks had het zoo jeugdige kind deze omslagtige rekening, die zoo hoogst moeijelijk uit het hoofd te doen is, zonder fout en dat wel in weinig meer dan eene minuut tijds opgelost, of het zeeg bleek en afgemat op een' stoel neder. Zoodra hij zich eenigzins hersteld had, erkende hij, dat dit de moeijelijkste opgaaf was, die men hem nog immer had voorgesteld, en dat zij hem van inspanning bijna in zwijm had doen vallen.’