ging en den rampzaligen moord van Oudewater in romantische tafereelen mede.
Ieder, die dit werk leest en slechts eenige kennis heeft onzer geschiedenis, zal terstond bemerken, dat de Schrijver niet alleen de historische berigten uit onze beste geschiedschrijvers bijeengebragt heeft, maar ook dat hij, door het raadplegen van aan hem afgestane onbekende bronnen, de bijzonderheden van dat beleg naauwkeuriger heeft kunnen te boek stellen, dan tot nog toe het geval was. Men vergelijke slechts zijn verhaal met de voor zijnen tijd voldoende beschrijving van het beleg van Oudewater, hetwelk van kinschot in zijne beschrijving dier stad, van bl. 165-265 gegeven heeft. Inzonderheid waren ons welkom de tot hiertoe onbekende belangrijke mededeelingen omtrent den bevelhebber der stad, jan pieterszoon van der lee; en daar wij er niet aan twijfelen, of de Schrijver heeft, bij het raadplegen der geschrevene bronnen over het beleg, veel gevonden, voor de geschiedenis van aanbelang, hetwelk niet geschikt was om in het romantische verhaal te worden opgenomen, zoo noodigen wij hem, in het belang der geschiedkundige wetenschap, uit, die berigten afzonderlijk uit te geven, gelijk hij vroeger zijne bijlagen en aanteekeningen betrekkelijk de geschiedenis van het beleg van Haarlem ons niet onthouden heeft.
Wat den vorm van het werk betreft, wij hebben er weinig op aan te merken, maar veel in te roemen; de door ons afgekeurde langwijligheid in des Schrijvers vroeger uitgegeven werk is hier veelal vermeden. De karakters van de meeste personen zijn goed geteekend en blijven zich tot aan het einde des verhaals volkomen gelijk. In één woord, dit werk, keurig van uitvoering, versierd met twee fraaije vignetten, worde niet alleen in onze leesgezelschappen gekocht en gelezen, maar neme ook eene waardige plaats in bij alles, wat over ons dierbaar vaderland en deszelfs geschiedenis geschreven is!