den moed weder opwakkert, en hoe alles dan op het spel wordt gezet, om het hoogste goed, de vrijheid, te verkrijgen.
Het verhaal van douglass is een welsprekend pleidooi voor de zaak der afschaffing. Wij hooren uit zijnen mond de taal der waarheid; hij is een onwrikbaar getuige van dat, wat er in de ziel van den slaaf omgaat, en wij kunnen ons gereedelijk voorstellen, welk eenen indruk zijn optreden in de meetings van de Antislavery-societies in Amerika en in Engeland moet maken. Douglass, namelijk, is sedert eenigen tijd aan deze verbonden, en besteedt zijnen tijd, om hare zaak, en daarmede die van zijne voormalige lotgenooten, te bevorderen. Zeker doet hij dat ook in ruimeren kring door dit eenvoudig en welgeschreven boekje, dat wij aan onze lezers van harte aanbevelen.
Er komt bij het lezen van dit boekje, en in het algemeen bij de bemoeijingen van vele voorstanders der afschaffing van de slavernij, de vraag wel eens op, in hoeverre de daadzaak zelve, dat men in slavernij gehouden wordt, uit een godsdienstig oogpunt regt geeft, om zich van de boei te ontslaan en de vrijheid te vermeesteren. In hoeverre is hier van toepassing het voorbeeld, dat paulus in zijnen brief aan philemon geeft, wanneer hij den weggeloopen onesimus aan zijnen meester terugzendt? Theorie is hier zeker moeijelijk met de praktijk in overeenstemming te brengen, en het is ook daarom wenschelijk, dat langs wettige middelen aan de slavernij onder Christenvolken een einde worde gemaakt. Daartoe zegene God de ijverige en welgemeende pogingen, die hier en elders worden aangewend, en beware voor overdrijving, die tot gevaarlijke botsingen en reactie aanleiding geeft!