| |
Het wezen en de geschiedenis der Hervorming, in verband beschouwd met de verschijnselen van onzen tijd. In Voorlezingen, door Dr. K.R. Hagenbach, Hoogleeraar te Bazel. Uit het Hoogduitsch vertaald. In X Deelen, met een Aanhangsel. Te Rotterdam, bij van der Meer en Verbruggen. 1836-1845. In gr. 8vo. f 34-70.
Het is ons eene aangename taak, de aandacht onzer lezers te vestigen op de Voorlezingen van hagenbach, waarvan de Nederduitsche uitgave in tien deelen ten vorige jare is voltooid geworden. Te meer gevoelen wij ons daartoe opgewekt, omdat alleen van de beide eerste deelen in dit Tijdschrift melding is gemaakt (1837, bl. 49-55 en 1838, bl. 101-106, 145-148). Eene niet minder gunstige aankondiging van het derde deel, die bij de redactie reeds ontvangen was, is door toevallige omstandigheden niet geplaatst geworden. En toen daarop de geleerde Steller dier aankondiging door den dood uit dit leven was weggerukt, is ook de beoordeeling der overige, later in het licht verschenen deelen achterwege gebleven, totdat het gansche werk
| |
| |
voltooid zou zijn. Daarom zij het ons vergund, dat verzuim thans te herstellen door eene beknopte aankondiging van het geheele werk.
Het is algemeen bekend, dat de Voorlezingen van hagenbach, te Bazel gehouden en in twee deelen uitgegeven, naar het oorspronkelijke plan alleen de eeuw der Hervorming (1517-1555) omvatteden. De behandeling der stof was echter te breed opgezet, om binnen zóó enge grenzen zich te beperken; want van de twaalf Voorlezingen des eersten deels waren ongeveer acht van voorbereidenden inhoud, en in de beide deelen werd voornamelijk, indien niet uitsluitend, over Duitschland en Zwitserland gehandeld. Ook vonden die Voorlezingen, zoowel bij derzelver voordragt als toen zij waren uitgegeven, zoo grooten bijval, dat de Hoogleeraar werd aangemoedigd tot de voortzetting, en daartoe, na eenige aarzeling, besloot. Vooral was het hem van toen af te doen, om aan te wijzen, hoe het beginsel van het Evangelisch Protestantismus, zooals het zich in de geschiedenis der Hervorming openbaart, in den loop der tijden verder voortgewerkt heeft, en welke vruchten het heeft voortgebragt. Hij vattede alzoo de geschiedenis der Hervorming in meer uitgebreiden zin op, en begon eigenlijk de nieuwe geschiedenis sedert de Hervorming te behandelen, doch meer van hare kerkelijke, zedelijke en letterkundige dan van hare staatkundige zijde, en onderscheidde daarin drie tijdperken. Het eerste tijdperk mag dat der vervolgingen en godsdienstoorlogen heeten, en loopt voort tot op het sluiten van den Westphaalschen vrede in 1648; het andere is het overgangstijdperk tot den nieuweren tijd, en strekt zich uit tot na den aanvang der XVIIIde eeuw; het derde tijdperk, dat omstreeks het midden van de eerste helft dier eeuw begint, plaatst ons uit de kerkelijke twisten in het midden van het strijdperk der geesten, in het uitgebreide gebied der menschelijke Wijsbegeerte over. Naar deze
tijdverdeeling strekte hagenbach zijne geschiedkundige beschouwingen nu ook over Frankrijk, de Nederlanden, Engeland, Schotland, Italië en Polen uit, zonder zelfs het Katholicismus te vergeten. En
| |
| |
met het vierde deel sloot zich weder de reeks zijner Voorlezingen, ofschoon zijne taak op verre na niet voltooid was. Slechts het eerste tijdperk was afgehandeld, en ook dit niet geheel, daar de geschiedenis van den dertigjarigen oorlog, die den Westphaalschen vrede voorafging, tot eene nieuwe reeks van voordragten bespaard was. Maar van toen af is de geleerde man geregeld voortgegaan, en niet minder dan zes deelen van gelijke grootte zijn gevolgd, twee aan twee de Voorlezingen van een' geheelen winter bevattende. Met het zevende deel neemt de zoogenaamde nieuwere geschiedenis een' aanvang. Trekt reeds het vroegere in hooge mate onze aandacht tot zich, dit latere meenen wij, is voor onze dagen niet minder belangrijk en lezenswaardig. Het schetst ons de groote verschijnselen, die onzen leeftijd zijn voorafgegaan, den tegenwoordigen stand van zaken hebben voorbereid, en wier veelzijdige gevolgen nog voortduren. Dit gedeelte der geschiedenis is bovendien nog slechts door enkelen in aaneengeschakelde volgorde beschreven en meerendeels alleen bij heugenis ons bekend. Het verhaal daarvan wordt voortgezet tot op onze dagen en met een kort overzigt der Katholieke Kerkgeschiedenis besloten, waarbij bijzonder is acht geslagen op het in haar zich bewegende Protestantismus.
Zullen wij nu de vele voortreffelijkheden van hagenbach's methode optellen? Zij heeft met eene dorre kroniekmatige opgave der daadzaken niets gemeens. Zij is eene pragmatische voorstelling der gebeurtenissen, onderling in verband beschouwd. Overal wordt aangewezen, hoe de eene ingrijpt in de andere, hoe het latere de ontwikkeling is van hetgeen voorafging. Hagenbach beweegt zich vrij genoeg, om zich, waar de aard der onderwerpen het minder gedoogt, door geene tijdorde te gestreng te laten binden. Hij geeft geene bloote Kerkgeschiedenis, maar handelt ook over letterkunde, wijsbegeerte en kunst, in betrekking tot godsdienst en kerk. Hij schetst niet slechts de gebeurtenissen, maar ook de personen, die achtereenvolgens zijn opgetreden. Het persoonlijke en individuële komt overal sterk uit, waar hij handelt over het leven en
| |
| |
de geschriften van uitstekende mannen, in welke zich de geest van het Protestantismus op de eene of andere wijze heeft uitgedrukt of bij wie het tegendeel zigtbaar was. Daar gaat hij niet zelden op het gebied der levensbeschrijving en der letterkundige geschiedenis over. Niet slechts Godgeleerden en kerkelijke personen in den striktsten zin, maar ook beroemde staatsmannen, krijgslieden, wijsgeeren, dichters en kunstenaars, tot hoogbegaafde vrouwen toe, worden naar het leven geteekend, en moeten dienen, om den geest eener eeuw of eener bijzondere rigting te karakteriseren. Daarbij is het doel der Voorlezingen niet zoozeer geschiedkundig, minder nog staatkundig, als wel zedelijk-godsdienstig, practisch-theologisch. Met een' onbevangen', vrijen blik overziet hagenbach de vroegere en latere gebeurtenissen, om er als ongemerkt lessen uit af te leiden voor het tegenwoordige. In dit opzigt vooral prijst zich zijn werk voor onze dagen en de behoeften van onzen leeftijd aan, tegenover de bekrompenheid van velen in hoogere en lagere kringen. Het valt niet te ontkennen, dat zekere enghartigheid de plaats van overdrevene liberaliteit hier en daar heeft ingenomen. Men wil onvoorwaardelijk tot het oude terugkeeren, alsof geene drie eeuwen met hare veelbeduidende gebeurtenissen de eeuw der Hervorming waren opgevolgd. Men wil kerk en wetenschap in den engen vorm van belijdenisschriften en geloofsbegrippen besluiten. Men wil eenvormigheid en vervalt daardoor tot eenzijdigheid. Alleen de geschiedenis kan onzen leeftijd van dat heillooze kwaad genezen en den voortgang daarvan beperken. Zoo als zij door hagenbach wordt geschetst, doet zij ons zien, in wat verscheidenheid van vormen het Christendom zich te allen tijde heeft geopenbaard, zonder zijnen oorspronkelijken geest te verloochenen. Zij doet ons in elk verschijnsel het betrekkelijk goede opmerken en waarderen, en het verkeerde en gebrekkige evenzeer opmerken en
schuwen. Daarom wenschen wij, dat de talrijke bezitters van dit uitmuntend werk het niet bij de enkele lezing zullen laten berusten, en dat velen het, nu de uitgave voltooid is, zich zullen aanschaffen, om er winst mede te doen.
| |
| |
Het zou kunnen schijnen, dat de aanmerkingen, die op de vertaling gemaakt zijn, deze aanbeveling eenigermate van hare kracht berooven. Nadat de twee eerste deelen, met eene aanprijzende Voorrede van Prof. clarisse voorzien, in het licht verschenen waren, is de vertaling door overlijden in andere handen overgegaan, onder opzigt van Ds. le roy, te Oude Tonge. Ten gevolge hiervan is de overbrenging der overige deelen minder naauwkeurig geschied, en er zijn zelfs hier en daar grove feilen, proeven van onhandigheid, om niet sterker te spreken, ingeslopen, die de uitgave ontsieren. Ook zijn de aanmerkingen, door Ds. le roy daaraan toegevoegd, doorgaans overbodig en onbeduidend, vooral omdat zij niet dien edelen, Christelijk liberalen geest ademen, dien wij in hagenbach liefhebben. En allermeest is het te betreuren, dat de Vertaler zich in de Hervormingsgeschiedenis van ons vaderland, gelijk ook op enkele plaatsen in die van Engeland, bijzonder in die der Puriteinen en Presbyterianen, meer of min uitgebreide veranderingen of korte bijvoegselen veroorloofd heeft, opdat men zich - zooals hij het uitdrukt - niet stooten zou aan de liberaliteit des Schrijvers. Maar, ofschoon wij met de afkeuring instemmen, die zulk eene willekeurige handelwijze allerwege gevonden heeft, wij nemen daarom van onze onbepaalde aanbeveling niets terug. Met lofwaardige onbekrompenheid hebben de uitgevers, van der meer en verbruggen, herstellende wat te herstellen was, aan de bezitters of koopers van het geheele werk gratis een aanhangsel afgeleverd, waarin die gedeelten, die veranderd waren, naar het oorspronkelijke met getrouwheid zijn teruggegeven.
Een uitvoerig register, aan het einde van het tiende deel, heeft de bruikbaarheid van het geheele werk verhoogd. |
|