Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1847
(1847)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 388]
| |
van dit werk mede te deelen, welke ook uit den aard der zaak bij de aankondiging van een dergelijk boek zeer dor zoude zijn. Even als de meeste soortgelijke werken vervalt ook dat van Dr. dassen in een algemeen en in een bijzonder gedeelte, van welke het eerste als 't ware de inleiding van het volgende uitmaakt. Uit die inleiding leeren wij al dadelijk den Schrijver kennen, als iemand, die zijn onderwerp met eenen echt wijsgeerigen geest wil behandelen; men ziet het terstond van den aanvang af, dat geene theorie, maar gezonde ervaring den grondslag van zijn werk zal uitmaken. In de eerste plaats, nadat hij zijne denkbeelden over het wetenschappelijk onderzoek in het algemeen en bepaaldelijk over dat der geneesmiddelen had ontwikkeld, moest de Schrijver opgeven, wat hij onder den naam van geneesmiddel wil bevatten. Al, wat tot genezing werken kan, is geneesmiddel; van deze maken evenwel alleen de pharmaceutische het onderwerp van behandeling van den Schrijver uit. De pharmaceutische geneesmiddelen vormen dus eene vereeniging van stoffen, hetzij natuurlijke, hetzij kunstige, welke geen' anderen band bezitten, dan dien van hunne aanwendbaarheid, terwijl men er geene andere toe brengen kan, dan die wezentlijk met voordeel beproefd en dus aanwendbaar zijn. Het is dus onnoodig, verschillen op te sporen tusschen de geneesmiddelen, de vergiften en de voedselmiddelen; want vergift en voedselmiddel worden geneesmiddel, wanneer dezelve met het doel aangewend kunnen worden, om eene ziekelijke aandoening te genezen. De Schrijver geeft de vijf voorname bronnen op, waardoor wij de thans gebruikelijke geneesmiddelen kennen, en tevens de wegen, waardoor wij ook thans nog tot de kennis van nieuwe geneesmiddelen kunnen komen. In het tweede Hoofdstuk wijst hij het verband aan, waarin de leer van de krachten der geneesmiddelen tot de overige wetenschappen staat, en handelt in het derde Hoofdstuk over de werkingen der geneesmiddelen, waar hij het onderscheid in hunne werking op het gezonde en die op het zieke ligchaam aantoont, op het onderscheid tusschen de primaire en secundaire werkingen der genees- | |
[pagina 389]
| |
middelen opmerkzaam maakt en de werkingen der geneesmiddelen onder twee hoofdklassen brengt, namelijk als de bestaande werkzaamheden vermeerderende en verminderende. Geheel physiologisch is het IVde Hoofdstuk (over de wijze waarop de geneesmiddelen hunne werking volbrengen); met de meeste nieuweren neemt de Schrijver, geheel op physiologische gronden, aan, dat de werking der geneesmiddelen alleen dan plaats heeft, wanneer zij in de vochtmassa zijn opgenomen; de opslorping heeft zoowel door de chylvaten, als door de aderen plaats, schoon het grootste gedeelte door de laatstgenoemde wordt opgenomen; in het bloed opgenomen zijnde, ondergaan zij waarschijnlijk nog vele veranderingen; de tijd, gedurende welken zij in het bloed blijven, is verschillend, doch het is waarschijnlijk, dat zij uit hetzelve in de verschillende weefsels overgaan; schoon zij toch in allen gevalle naderhand weder uit de weefsels in het bloed op nieuw moeten worden opgenomen en door verschillende afzonderingswegen worden uitgescheiden. Intusschen blijft de wijze, waarop de geneesmiddelen hunne werking uitoefenen, nog duister; ‘wil men echter een woord voor de onbekende werking der geneesmiddelen, zoo kan men zeggen, dat ze plaats heeft door catalyse;’ doch wat weten wij van de catalyse zelve anders, dan dat het een woord is, hetwelk men heeft uitgedacht, om sommige scheikundige werkingen, welke zich moeijelijk langs den gewonen weg laten verklaren, als door eenen collectiefnaam zamen te vatten? In het vijfde Hoofdstuk gaat de geleerde Schrijver de verschillende wegen na, langs welke de geneesmiddelen worden aangewend (door de maag, huid enz.) Het volgende Hoofdstuk (over de hoeveelheden der aan te wenden geneesmiddelen) zal den receptenschrijver, die uit zijne handboeken gaarne vastbepaalde getallen ontleent, waarbij het verstand weinig te doen heeft, minder bevredigen, dan den rationelen geneesheer, die weet dat de natuur niet overal denzelfden weg volgt. Er is in het algemeen geene bepaalde verhouding tusschen de dosis der geneesmiddelen bij de verschillende leeftijden op te geven; de aard van het middel en verscheidene omstandigheden, | |
[pagina 390]
| |
welke binnen en buiten het individu liggen, moeten hierin vele veranderingen te weeg brengen. Wat den ligchaamstoestand betreft, zoo geldt als algemeene regel, dat die geneesmiddelen het best verdragen worden, welke den tegenovergestelden toestand kunnen voortbrengen van dien, waarin dat ligchaam verkeert. De beide volgende Hoofdstukken (over den vorm en over de zamenstelling der geneesmiddelen) ademen denzelfden geest van eenvoudigheid, welke het geheele werk van Dr. dassen kenmerkt. Het IXde is, zooals wij boven reeds zeiden, aan de verdeeling der geneesmiddelen toegewijd. Hierop volgt (p. 134, D. I) het bijzondere gedeelte van het werk, waarin de verschillende geneesmiddelen afzonderlijk worden behandeld op de plaats, welke de Schrijver aan dezelve in zijn cadre heeft aangewezen. Wij onthouden ons van aanmerkingen, welke op deze plaatsing hier en daar zouden te maken zijn, zulks voor dengene overlatende, die het werk van Dr. dassen in een geheel geneeskundig Tijdschrift moge aankondigen. Veel liever willen wij aan onze lezers de verzekering geven, dat dezelfde physiologische zin, dezelfde geest van eenvoudigheid, welke den Schrijver in het algemeene gedeelte van zijn werk kenmerkten, hem ook in het bijzondere gedeelte bijblijven. De lof aan menig geneesmiddel in menig handboek der geneesmiddelen toegezwaaid (wij wijzen hier slechts, om een voorbeeld te noemen, op het handboek van sobernheim, aan hetwelk, welligt omdat het in kolommen gedrukt is, vijf of zes uitgaven zijn te beurt gevallen), - wordt merkelijk ingekort; en menig practicus zal zich door den Heer dassen zijn geliefkoosd plegtanker uit de handen gerukt zien. De toon, waarop de Schrijver zijne verschillende onderwerpen behandelt, is dan ook niet zelden ironisch, en deze wijze van bewerking en de kritische strekking van het geheel maakt de lezing van het werk van Dr. dassen doorgaans zeer onderhoudend, iets, hetwelk men van de meeste handboeken der geneesmiddelleer niet zeggen kan. Wij zouden ons bestek verre te buiten gaan, indien wij den Schrijver bij de behandeling der verschillende geneesmiddelen wilden volgen; onder meer andere | |
[pagina 391]
| |
wijzen wij onze lezers slechts op de behandeling van het opium, van de antimonialia, mercurialia, martialia, van de kinamiddelen enz. Bij de laatstgenoemde vindt de Schrijver gelegenheid, zijne meening omtrent het wezen der koorts te ontwikkelen, waarvan hij de naaste oorzaak alleen in het bloed en in de bloedvaten wil zoeken, de zenuwen geheel buitensluitende. Rec. wil niet als kampvechter optreden voor de verschillende theoriën, waarbij men de oorzaken der koorts hetzij in het zenuwknoopstelsel, hetzij in het ruggemerg heeft willen zoeken; maar het kwam hem toch voor, dat des Schrijvers redenering, als zij moet dienen, om de werking der China of liever der Chinine als febrifugum te verklaren, hier minder bondig en ad rem was, dan op andere plaatsen, waar Dr. dassen zijne beschouwingen omtrent andere punten blootlegt. Het periodische der koorts en de werking der Chinine tegen dat periodisch terugkeeren wordt hier geheel in het midden gelaten; en juist dit is het toch, wat in de verklaring der tusschenpoozende koortsen de meeste zwarigheden oplevert; des Schrijvers verklaring moge op ieder koortsparoxysme afzonderlijk hare aanwending kunnen vinden, op het geheel der ziekte, welke uit een zeker aantal paroxysmen bestaat, is zij niet toepasselijk. Ook de indicatiën voor de aanwending der Chinine als febrifugum voldeden Rec. niet in allen deele. Beter kon hij zich vereenigen met de beschouwingen van Dr. dassen omtrent de gevallen, waarin het geoorloofd is, emetica toe te dienen, en hij gelooft met hem, dat het heil, door dezelve in zoogenaamde febres biliosae aangebragt, veeltijds denkbeeldig is; minder gaarne evenwel zoude Rec. met de verschoonende wijze instemmen, waarmede Dr. dassen handelt over de toediening van het emeticum in het begin van typheuse koortsen; ook zoude Rec. niet gaarne de woorden onderschrijven, welke Dr. dassen op p. 209 bezigt, waar hij verklaart, zeker te weten, dat de braakwijnsteen (in groote doses) op pleuritis en bronchitis geenen invloed uitoefent; althans wat bronchitis betreft, moet hij des Schrijvers stelling tegenspreken. Doch wij bespeuren, dat ongevoelig onze aankondiging langer geworden is, | |
[pagina 392]
| |
dan zij, volgens den aard van dit Tijdschrift, behoorde te zijn en dat zij onwillekeurig de eigenschappen van eene recensie begint te verkrijgen. Aangenaam zoude het ons evenwel zijn, indien zoowel de Heer dassen zelf, als de lezers van dit Tijdschrift, in deze meerdere wijdloopigheid en in de aanmerkingen, welke wij ons hier en daar hebben veroorloofd, het bewijs mogten zien van de belangstelling, waarmede wij de beide boekdeelen hebben doorgelezen, en van de hooge waarde, welke wij er aan toekennen. Wij wenschen dezelve in veler handen; en moge men zich al niet met alle beschouwingen van den Schrijver kunnen vereenigen, men zal gewisselijk niet beter in den geest van den Heer dassen kunnen handelen, dan door twijfelachtige of door den Schrijver minder juist onderzochte punten aan een nieuw en onpartijdig onderzoek te onderwerpen. Jammer, dat het uitmuntende boek door een legio van drukfouten wordt ontsierd; omtrent dit punt heeft de lezer eene regtmatige grieve tegen den uitgever, die niet gezorgd heeft, dat aan een goed boek een goede corrector ten deel viel. |
|