II Deelen. Te Sneek, bij van Druten en Bleeker. 1846. In gr. 8vo. 794 bl. f 7-80.
De donkere Rozen zijn twee zusters, in Beijeren geboren, later wegens familieäangelegenheden, die met de ontwikkeling dezer geschiedenis in verband staan, te Parijs gekomen, en zoo daar, als elders in Frankrijk, betrokken in de omwenteling van 1789, welker aanvang en eerste voortgang hier geschetst worden met meer naauwkeurigheid, dan men in eenen Roman zou verwachten. Beurtelings wordt de lezer verplaatst op een kaperschip, in eenen bergpas bij Tyrol, in een woud in Boheme, te Parijs, ook aan het hof van lodewijk XVI en in de salons der aristocratie, en vooral ook in de Vendée. Die zich verlustigen wil in tooneelen van roof en moord en burgeroorlog, met al derzelver ijselijkheden, kan hier het hart ophalen. Ons waren de voorstellingen, vooral van de belegering van het slot Bourbon met de torens, bloedig genoeg. Ook aan snoode karakters ontbreekt het niet; maar de eigenlijke hoofdpersoon is een edel jong mensch die herhaaldelijk de donkere Rozen en haren broeder uit doodsgevaar redt en eindelijk de gelukkige echtgenoot van eene der Rozen wordt. Er is in dezen Roman eene levendigheid van voorstelling en een rijkdom van situatiën, die hem boven vele anderen eene gunstige ontvangst verzekeren. Ook het geschiedkundige is met uitvoerigheid en naauwkeurig voorgesteld. Wij twijfelen niet, of dit verhaal van eenen, zoo ver wij weten, tot nog toe bij ons onbekenden Schrijver zal door velen hoog worden geprezen.
De vertaling is over het geheel niet kwaad. ‘Een gesprek van vrij éénlettergrepigen aard’ (I. 55) is eene zonderlinge uitdrukking, voor welke men denkelijk zal moeten lezen: ‘Hun gesprek scheen kortaf te zijn.’ - ‘Gij riept de laren uit hunne vreedzame rust’ (I. 216) zal wel niemand verstaan, die niet weet, dat lares bij de Romeinen huisgoden waren, en voor ‘bevreemdende scheiding’ (I. 374) zal in het Hoogduitsch zeker befremdende staan, hetwelk beteekent, hetgeen ook eenen goeden zin oplevert, ‘eene scheiding, waardoor wij elkander vreemd zouden worden.’
De Vertaler wenscht door dezen Roman de overtuiging te verspreiden, ‘dat de liberale beginselen, eenmaal tot rijpheid gekomen, zegepralen over al wat hen wil tegenhou-