met die herinneringen, thans bij hem verlevendigd zijn. Het laatste deel is minder ontwikkeld; maar in het eerste wordt niet alleen aangewezen wat de Apostel betuigt, maar ook op welken grond dit geschiedt, t.w. van duidelijk en helder inzien en van eigene onwedersprekelijke ervaring, zoo wel in zichzelven, als bij allen, die het Evangelie geloovig hadden aangenomen; en in het tweede deel schetst burgerhoudt, hoe hij gedurende zijne ambtsbediening in gemeenten en onder menschen, zeer verschillende in mate van kennis en beschaving en in godsdienstige rigting, gezien en ondervonden heeft, dat het Evangelie voldoet aan de groote behoeften des menschen, namelijk verzoening met God, verlossing uit de dienstbaarheid der zonde, vertroosting onder de bitterheden dezer aarde en bevrijding van de vreeze des doods.
Gaarne zouden wij eenige plaatsen ter proeve afschrijven; maar liever bevelen wij de geheele rede ter lezing en behartiging aan. Zouden wij er geene aanmerkingen op kunnen maken? Meer dan genoeg, in velerlei kleinigheden. Dit weet de auteur zelf ook wel, getuige zijne voorrede. Maar de hoofdzaak is gezond, en daarom leggen wij der kritiek het zwijgen op, bij eene feestrede, die vernieuwde stoffe tot blijdschap geeft, dat in de Hervormde Kerk onzes vaderlands, het Evangelie der zaligheid zoo duidelijk, zoo krachtig en uit zoo innige overtuiging gepredikt wordt.