die het eerst weder op de hoogte van onzen tijd; hem volgden westendorp, janssen, zeemans, heldring, macaré, dresselhuis en anderen. De geleerde Verhandeling van Mr. de wal, over de Moeder-Godinnen, verscheen gelijktijdig met dit werk. De Nederlandsche Mythologie, had zich evenwel als wetenschap vermoedelijk nog lang op dit standpunt blijven bewegen, ware niet jacob grimm opgetreden, die door zijne Deutsche Mythologie de zaak een gansch ander aanzien gaf. Alles vereenigde zich hier, om de wetenschap verder te doen vooruitgaan; rijkdom van bouwstof, scherpe kritiek, doelmatig gebruik der beste en zuiverste bronnen, alles verraadde hier de meesterhand. De verschijning van dit klassieke werk deed eene omwenteling in de zienswijze van den Schrijver ontstaan; hij werkte de zaken, die hij tot de uitgave van een nieuw werk, over de Nederlandsche Godenleer, bestemde, geheel om. Hij nam ook den vorm, dien grimm aan zijne Mythologie gegeven had, eenigzins over, zoodat het werk, waaraan hij thans den zedigen titel van eene Proeve geeft, in de gedaante van een Woordenboek verschijnt, omdat, volgens hem, hetgeen tot nog toe van onze Mythologie bekend is, dikwijls te weinig zamenhangt, om het in de omtrekken van een stelsel in te sluiten. Het is daardoor ook beter geschikt om nageslagen te worden, en levert overal de blijken, dat Mr. van den bergh vlijtig gebruik van de bronnen en van de nasporingen zijner voorgangers gemaakt heeft; men behoeft slechts de Artikels Goden, Godenbeelden, Hemel, Hel, Matres Matronae, Nehalennia, Tempels, Tempeldienst, Thunar, Tooverij, Toovermiddelen,
Tooverspreuken, witte Wijven, Wodan, heilige Wouden enz., op te slaan, om hiervan overtuigd te worden. Ref., die hier slechts als aankondiger optreedt, moet erkennen, dat wij thans, zoo veel mogelijk is, eerst alles bijeenverzameld en toegelicht vinden, wat de Nederlandsche Mythologie betreft, en eindigt met den Heere Mr. van den bergh hartelijk dank te zeggen voor zijne zoo wèl geslaagde poging op een veld, dat nog zoo weinig bearbeid was; terwijl hij deze Proeve aan de aandacht van bevoegde beoordeelaars, en aan alle beoefenaars en liefhebbers van onze oude Vaderlandsche Geschiedenis aanbeveelt, daar zij een ledig aanvult, dat te lang in dezelve was blijven bestaan, en men hier datgene vereenigd vindt, wat, overal verspreid, voor weinigen was weggelegd. Wij wenschen echter, dat