Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1847
(1847)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 183]
| |
bezitten, door moederlijken hoogmoed uit den zoogenoemden burgerstand gerukt en voor het leeraarsambt bestemd werd, en wien, na jarenlange herhaalde teleurstellingen in het bekomen eener standplaats, en na het sterven zijner geliefde, in het einde niets overschoot, dan naar eenen anderen werkkring in de maatschappij uit te zien. Zoo heeft Ref. er maar al te velen aan de Akademie gekend, en het geheele tafereel is, ook in de beschrijving van het studentenleven, dat hier eene grootere plaats inneemt, dan men naar den titel vermoeden zou, geheel en al naar de werkelijke wereld. In zooverre het de dwaze keuze van sommige ouders kan te keer gaan, zou het zijn nut kunnen hebben; maar de, helaas! groote overvloed van kandidaten (want proponenten heeten zij eigenlijk nog slechts in het dagelijksche leven) en de daaruit voortvloeijende ongunstige uitzigten zullen daaraan wel veel meer toebrengen. Het lot dier jongelingen is waarlijk beklagenswaardig; nog meer betreuren wij den ongunstigen invloed, dien deze overvloed bij neuswijze dorpskerkeraden heeft op de beschouwing en behandeling van den leeraarsstand. En het is, om dit hier in het voorbijgaan te zeggen, wel jammer, dat er geene maatregelen te nemen schijnen, om hen, die naar eene standplaats wachten, te behoeden tegen vernederingen en miskenningen, die maar al te veel op den eerwaardigen en nuttigen stand zelven overgaan, tot groote tegenwerking van waardige leeraars, en schade der gemeenten zelve. Ref. kent daarvan voorbeelden, die de diepe verontwaardiging van elken weldenkende opwekken. In een verloren uurtje laat zich deze roman niet onaangenaam lezen. Hij houdt de aandacht genoegzaam bezig, en als men eens iets wil ter hand nemen, waarbij juist niet veel behoeft gedacht te worden, zal men zich niet beklagen, daartoe dezen Proponent te hebben gekozen. |
|