Beschouwingen over Siborne's Geschiedenis van den Oorlog van 1815 in Frankrijk en de Nederlanden, en wederlegging van de, in dat werk voorkomende, beschuldigingen tegen het Nederlandsche Leger. Door W.J. Knoop, Kapitein der Infanterie aan de Koninklijke Militaire Akademie. Te Breda, bij van Gulick en Hermans. 1846. In gr. 8vo. 86 bl. f :-60.
Te regt begint de Schrijver met de opmerking, dat, hoe onaangenaam het voor de Nederlandsche legerhoofden en krijgslieden was, gedurende eene reeks van jaren, voor belangen, die ons vaderland vreemd waren, in de rijen der Fransche troepen te moeten strijden, zij echter het genoegen smaakten, door hunne Fransche wapenbroeders hunne verdiensten erkend te zien; terwijl daarentegen de Engelschen, aan wier zijde zij, in 1815, den kamp tegen napoleon voerden, hunne daden stilzwijgend voorbijgaan of met minachting behandelen.
Niet elke vernederende bejegening van die soort verdient echter eene opzettelijke wederlegging. Maar nu heeft Kapitein siborne zijne History of the War in France and Belgium in 1815 het licht doen zien. Dat werk wil aanspraak maken op blijvende geschiedkundige waarde, en wordt bij de Britten, vooral bij derzelver krijgsmagt, op hoogen prijs gesteld. Daarin nu worden de Nederlandsche troepen op de vreeselijkste wijze verguisd, zoodat zij noch bij den Viersprong, noch bij Waterloo zich eenigermate gunstig zouden hebben onderscheiden; terwijl integendeel bijna elke gedeeltelijke tegenspoed, of aan den kwaden geest, of aan de ongeoefendheid, of aan de lafheid der Nederlanders wordt toegeschreven.
Als een echt vaderlander ondernam het daarom Kapitein knoop, zonder zijne volksgenooten bovenmatig op te vijzelen of de verdiensten van Duitschers en Engelschen te ver-