De belangrijkheid is betrekkelijk.
Onlangs voerde een Parijzer advocaat, voor den President seguier, een pleidooi, dat geen eind scheen te willen nemen. De President hoorde hem geduldig aan, niet zoo de advocaat der tegenpartij, die aanmerkte ‘dat het voor eene zoo onbeduidende zaak wat te veel woorden waren.’ Het geschil liep namelijk over een' waterput, welken twee naast elkander wonende wijnkoopers elkander betwisteden. ‘Een waterput,’ dus viel de President den aanmerkingmaker in de rede, ‘is geen onbeduidende zaak voor eenen wijnkooper.’