Een Register van den Inhoud gaat het werk vooraf, en een alphabetisch Register, waar men de behandelde stoffen en punten in ziet aangewezen, besluit het.
Over een werk van zoodanig eene strekking valt weinig te zeggen. Voor zoo veel Referent hier en daar de antwoorden met de daarbij aangehaalde wetsbepalingen enz. vergeleken heeft, is de overname van des wetgevers woorden getrouw geschied, gelijk men wel vooraf kon verwachten.
Mogelijk had de Heer van den bussche, bl. 5 bovenaan, bij de vermelding, dat Notarissen, naar art. 8 der wet op hun ambt, geene hoofden, secretarissen, ontvangers of thesauriers van eenig Plaatselijk Bestuur mogen zijn, wel mogen opmerken, dat, naar het derde lid van dat art., hiervan dispensatie mag worden verleend: te meer, dewijl van dat regt van dispensatie zoo ruimschoots gebruik wordt gemaakt. - Bl. 23 had in het antwoord op de vraag: Welke akten mogen de Notarissen niet verlijden? de in de wet op het Notarisambt, art. 21, overgeslagene comma achter in hoedanigheid en vóór als partij wel tusschen twee haakjes mogen zijn ingevuld, ten einde dat artikel verstaanbaar te maken. - Bl. 109, op de vraag: Welke regten kan men op zaken hebben? wordt geantwoord met de woorden van art. 584 Burg. Wetb. Doch hier had de Schrijver toch behooren aan te merken, dat de wetgever hier enunciatief spreekt, en niet limitatief, zoodat die woorden slechts eenige soorten opgeven, zonder andere soorten van zakelijk regt uit te sluiten, gelijk daar zijn, erfpachtsregt, regt van opstal, grondrenten, tienden. Ook onderscheidt art. 584 Burg. Wetb. regt van eigendom van regt van erfgenaamschap, terwijl intusschen eigendom ook bij erfenis wordt verkregen, en dus erfgenamen de gezamentlijke eigenaren der nalatenschap van den erflater zijn. Ten onregte maakt derhalve art. 584, van het erfgenaamschap, een afzonderlijk soort van zakelijk regt, terwijl het slechts eene afzonderlijke wijze van verkrijgen is; doch daartegen verzwijgt het velerlei soorten van regt op de zaken, die naderhand uitvoerig in het wetboek worden behandeld. Had eene handleiding van dit alles moeten zwijgen?
Op enkele plaatsen geeft de Schrijver zijn eigen gevoelen op, doch daarbij is zijne taal niet altijd even juist en gelukkig, b.v. bl. 10, op de vraag: Bestaat er eenig verschil tusschen de uitdrukking van notariéle akte, en die van