Weluitgedachte wraak.
In het begin dezes jaars ontving de Fransche kunstenares in het paardrijden, L., van zekeren bekenden Graaf, te Weenen, een briefje, waarin hij haar duizend gulden voor een liefdes-rendez-vous bood. De trouwe gade, gaf dit briefje aan haren man, die, snel zijne partij kiezende, een dergelijk briefje aan de schoone vrouw van den Graaf zond, met dit onderscheid, dat hij haar daarin tweeduizend guldens aanbood. De diep verontwaardigde Gravin wendt zich, door haren echtgenoot, tot de policie. L. wordt ontboden. Hij erkent, dat hij het briefje aan de Gravin geschreven heeft, maar vertoont nu ook het briefje van den Graaf. De Commissaris bevindt zich in de uiterste verlegenheid, durft de zaak niet verder voortzetten, en de snedige Franschman verwijdert zich, lagchende over het voorval, dat nu weldra, tot groote ergernis van het Grafelijke paar, ruchtbaar wordt.