Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1845

Eigenaardige gaauwdievenstreek.

Een Lyonsch blad verhaalt de volgende gaauwdievenstreek, die kort te voren in den omtrek van Trevoux was uitgevoerd. Een reiziger komt in de beste herberg van Chalamon aan. ‘Kastelein,’ zegt hij, ‘sta mij voor dezen nacht uw koetshuis af, om eene kudde van zeven- à achthonderd schapen onder dak te brengen, die voor de Lyonsche markt bestemd zijn en die ik gaarne den nacht hier zou willen laten doorbrengen.’ De waard hierin bewilligende, bestelt onze man, voor het vee, dat hij verwacht, dertig schepels haver, die hij ook terstond betaalt, en vraagt toen voor zichzelven een middagmaal. Terwijl hij dit gebruikt, wordt hij gedurig ongeruster; hij vreest, zegt hij, dat zijne drijvers zich hier of daar in eene kroeg ophouden, en dat zijne schapen vóór het vallen van den avond niet aangekomen zullen zijn. Hij heeft grooten lust, zijn volk te gemoet te snellen, om te vernemen, wat de reden van hun verwijl mag wezen. De hospes, door den schijn van waarheid, waarmede dit voorgedragen wordt, misleid, en daarteboven door de contante betaling van den haver als 't ware omgekocht, vergunt den vreemdeling paard en chais ten gebruike; deze neemt met dankbaarheid het aanbod aan, gaat terstond op reis, en begeeft zich naar Bourg, waar hij in het logement de Valk afstijgt. Paard en rijtuig worden hierop spoedig voor 800 francs verkocht aan paardenkoopers, die naar Lyon trekken. Nadat de verkooper het geld heeft opgestreken, verzoekt hij deze lieden, hem wel de dienst te willen doen, bij den Heer P., logementhouder te Chalamon, een' brief te willen afge-

[p. 116]

ven. Gereedelijk nemen de paardenhandelaars den last op zich, en kiezen zelfs hunnen intrek bij denzelfden waard, die reeds ongerust begon te worden, en nu zich haast, zijn paard op stal en zijn rijtuig in het koetshuis te brengen. Den volgenden morgen vroeg betalen de paardenkoopers hun logies, en verzoeken den Heer P., hun paard en chais te willen laten voorbrengen. - ‘Welk paard?’ vraagt P. met verbazing. - ‘Wel nu, het paard, waarmede wij hier gekomen zijn en dat wij te Bourg gekocht hebben.’ De beurt der verbazing was nu aan de paardenkoopers, toen zij vernamen, hoe zij van eenen doortrapten gaauwdief paard en rijtuig van den hospes zelven gekocht hadden, aan wien zij voor hem eenen brief hadden moeten bestellen. Deze brief, dien zij nu te lezen kregen, behelsde de woorden: ‘Mijnheer P., ik heb de eer u uw paard en chais door brenger dezes in dank terug te zenden. Mijne schapen hebben eenen anderen weg genomen. Wees zoo goed en behoud den betaalden haver, als eene kleine vergoeding voor de bewezene vriendelijkheid.’ - Misschien had de schelm begrepen, dat, bij eene keus tusschen paardenkoopers en kasteleins, de eersten toch nog degenen waren, waaraan het algemeene regt van wedervergelding met de meeste billijkheid geoefend kon worden.