Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1845
(1845)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijNederland en Zweden in staatkundige betrekking. Van de aanvaarding der Regering door Gustaaf Adolf tot den val van Van Oldenbarneveld. Door Mr. G.W. Vreede. IIde Aflevering. Te Utrecht, bij N. van der Monde. 1844. In gr. 8vo. VIII, 140 bl. f 1-30.Bij de belangstelling, met welke de eerste aflevering van dit werk door alle beoefenaars der geschiedenis van ons vaderland ontvangen werd, deed het lange tijdsverloop, gedurende hetwelk men niets aangaande de voortzetting van dezen arbeid vernam, vreezen, dat welligt andere meer dringende werkzaamheden, voortvloeijende uit de aanvaarding van eenen leerstoel aan de Utrechtsche Hoogeschool, die voortzetting zouden verhinderd hebben. Met blijdschap vernemen wij, dat het onderzoek, hetwelk tot de voortzetting van het werk vereischt wordt, wel eenigermate door dringende bezigheden vertraagd is, maar echter zoo veel mogelijk onafgebroken zal worden voortgezet. Tot een blijk, dat dit aanvankelijk plaats heeft, ontvangt men in de thans aangekondigde aflevering een tweede boek, waarin de staatkundige betrekking behandeld wordt, in welke beide landen tot elkander stonden gedurende het op den titel genoemde tijdvak. Ofschoon de aard van het behandelde onderwerp niet zoodanig is, dat het hoofdoogmerk kan zijn, aangenaam onderhoud te verschaffen voor den oppervlakkigen lezer, zal ech- | |
[pagina 685]
| |
ter ieder, die belang stelt in den voorvaderlijken roem, met welgevallen terugzien op een tijdperk in de geschiedenis van ons vaderland, in hetwelk Nederland overvloeide van talenten, bepaaldelijk van Diplomaten; den leeftijd van j. van oldenbarneveld, van h. de groot, françois van aersen en cornelis haga; een' tijd, in welken niet slechts de aangelegenheden der Natie in even bondige als nadrukkelijke vertoogen, maar ook de bijzondere klagten en vorderingen van verongelijkte landgenooten werden voorgedragen en ondersteund; een' tijd, in welken zelfs uitheemsche magten gaarne en met een goed gevolg Nederlandsche en in Nederland gevormde Diplomaten in hunne dienst hadden, zoodat onder anderen in dien tijd Zweden door van dijck en rutgers, en Brandenburg door de Zonen van den Deventerschen Burgemeester sticke aan vreemde Hoven werd vertegenwoordigd. Een rusteloos streven naar vermeerdering of uitbreiding der bronnen van de nationale welvaart noopte tot eene vredelievende staatkunde in het Noorden, waar, in de Oostzee, jaarlijks ruim vierduizend Nederlandsche schepen handel dreven. In het jaar 1615 werden de Heeren reinout van brederode, Heer van Veenhuizen, bas en joächimi als gezanten naar Zweden gezonden, en uit hun rapport verneemt men, welke verwachtingen reeds toen de uitstekende bedrijven en hoedanigheden van den jeugdigen gustaaf adolf bij de vertegenwoordigers van vreemde Staten wekten. Het blijkt uit het door den Hooggel. Schrijver aangevoerde, dat de Nederlandsche gezanten er veel toe bijdroegen, dat de vrede in het jaar 1618 tusschen Zweden en Rusland hersteld werd, en dat de Nederlanders in hunnen koophandel groote voorregten aan hunne vertoogen hadden te danken. Met belangstelling zal men ook lezen hetgeen door den Zweedschen Koning werd beproefd, om de Nederlanders te bewegen tot verzoening, toen heillooze kerkelijke geschillen de Republiek beroerden. Maar vruchteloos was de toespraak van den vermaarden Zweedschen staatsman skytte. ‘Oldenbarneveld viel. Hij stierf smadelijk door beulshanden. Ook zijne nagedachtenis werd tot in onze dagen vervolgd. Die naam echter blijft onafscheidelijk verbonden met de eer der Nederlandsche Natie, met de lotgevallen van vele andere, met de ontwikkeling en beschaving van Zweden. Duidden sommigen van | |
[pagina 686]
| |
zijne tijdgenooten hem zijne vooringenomenheid met gustaaf adolf euvel, het nageslacht doet hem regt, wanneer het, van de vereeniging van Nederland en Zweden gewagende, oldenbarneveld meer, dan de Republiek zelve, aanmerkt als bondgenoot van den grooten Koning; als den Man, aan wiens nooit verpoosde zorg, meer dan aan iemand anders, de Nederlander het voorregt verschuldigd is, zoowel in Zweden als elders, de uitstekende bedrijven zijner voorouders dankbaar erkend te zien, of met fierheid in het geheugen te kunnen roepen.’ Met verlangen zien wij de volgende afleveringen te gemoet. Wij hopen, dat onze lezende landgenooten den arbeid van den Hooggeleerden Schrijver op den regten prijs zullen waarderen, en dat zij vooral, die door hunne omstandigheden geroepen worden, om welligt eenmaal als Diplomaten de eer en het belang van het vaderland te helpen handhaven, door de lezing van dit werk met eenen edelen naijver mogen bezield worden, om de met regt zoo zeer geroemde staatsmannen van het eerst gestichte Gemeenebest der Vereenigde Nederlanden na te streven. Moge er, met betrekking tot de staatkunde van onzen tijd, geene reden zijn om te klagen:
Hei mihi, qualis erat! quantum mutata ab illa.Ga naar voetnoot(*)
|
|