| |
Scheikunde voor den beschaafden Stand en het Fabrijkwezen, naar den tweeden druk van J. Girardin. Te Gouda, bij G.B. van Goor. 1845. In gr. 8vo. 696 bl. f 7-:
Dit werk bevat de lessen, door Prof. girardin in de zondagschool te Rouaan gegeven, en later uitgegeven. Van het oorspronkelijke was spoedig een herdruk noodig, terwijl het werk zelf in het buitenland met bijval ontvangen werd, zoo zelfs, dat de Keizer van Rusland hetzelve deed vertalen en in de fabrijksteden van zijn rijk verspreiden. En over het algemeen is, volgens ons gevoelen, deze bijval verdiend, en was het geven eener vertaling een doelmatig werk. De orde, waarin de scheikunde behandeld wordt, is zeer geleidelijk en tevens duidelijk, de stijl helder, levendig, boeijend en rijk aan daadzaken, en bij het voordragen der lessen zelve werden zij nog daarenboven door vele proeven opgehelderd. De Schrijver handelt in de eerste les over de scheikunde in het algemeen, over de verschillende verdeelingswijze der ligchamen, over cohaesie en verwantschap, om vervolgens in de tweede en volgende lessen dadelijk over te gaan tot de physische en chemische beschrijving der dampkringslucht, van het
| |
| |
water en van de in dezelve bevatte elementen en verbindingen (zuurstof, stikstof, waterstof, koolzuur.) Hierna worden achtereenvolgens de voornaamste niet metaalaardige ligchamen en derzelver verbindingen behandeld, waarbij ons vooral het gezegde over de verschillende koolsoorten, over de diamant, steenkolen enz., en over de gasverlichting bijzonder beviel. Dit gedeelte eindigt met de beschrijving van de verbindingen der stikstof met zuurstof en met waterstof. Over jodium en bromium wordt later ter loops gehandeld. De theorie der verbranding hadden wij wel iets uitvoeriger gewenscht. In de veertiende les begint de beschouwing der voornaamste metalen met een algemeen overzigt der eigenschappen van de metalen en der zouten (veertiende tot zestiende les), terwijl van de zeventiende tot vijfentwintigste les die metalen en derzelver verbindingen behandeld worden, welke in de fabrijken enz. te pas komen. Hierna volgt de scheikunde der bewerktuigde ligchamen, welke hoogst doelmatig aldus verdeeld wordt. Na eene algemeene beschouwing dezer ligchamen, worden in de eerste afdeeling eerst de veelvuldigst voorkomende organische zuren en derzelver zouten, vervolgens de alcaloïden en daarna die veelvuldig voorkomende onzijdige ligchamen behandeld, welke men als nadere bestanddeelen der bewerktuigde ligchamen kent, zoo als b.v. zetmeel, suiker enz., waarbij derzelver onderlinge verhouding goed ontwikkeld is en waarbij de kleurstoffen en de kunst der verwers zeer uitvoerig behandeld worden. In de tweede afdeeling worden de scheikundige zamenstelling en eigenschappen der werktuigen en der vochten van de planten en dieren uiteengezet. Zoo wordt gehandeld over de zamenstelling van het celweefsel, der houtvezels, der beenderen, der spieren, van het bloed, van de melk, van de gal, over sommige stoffen, aan zekere klassen van dieren eigen, b.v. konzenielje, zijde enz. Hierna wordt kortelijk de scheikundige geschiedenis der verrigtingen van de verschillende werktuigen
gedurende het leven, zoo bij planten als bij dieren behandeld, terwijl ten slotte in de vierde afdeeling, onder den titel: ‘chemische verschijnselen, die zich voor- | |
| |
doen in de organen, nadat het leven is opgehouden,’ de verschillende soorten van gisting en derzelver voortbrengselen behandeld worden. Men ziet dus, dat het geheele gebied der scheikunde doorloopen wordt, en ruimschoots is hierbij de toepassing der algemeene wetten en der eigenschappen van de ligchamen voor nijverheid, fabrijkwezen enz. in het oog gehouden. De in den tekst geplaatste houtsneê-gravuren zijn goed en helderen het gezegde op. Overal zijn historische overzigten tusschen gevoegd; zoo wordt de geschiedenis der ontdekking van de zamenstelling der dampkringslucht, van het water, van het koolzuur, van den diamant vermeld. Niet minder belangrijk is de historische blik bij de algemeene beschouwing der metalen, waarbij de geschiedenis der ontdekking van het potassium, sodium enz. door h. davy geene geringe plaats inneemt, alsmede de historische noten, levensbijzonderheden bevattende van beroemde oudere en nieuwere, min of meer bekende scheikundigen, als van lavoisier, cavendish, priestley, descroizilles, oberkampf, chaptal, berthollet enz. enz., zoodat wij dit werk allen, die een overzigt der scheikunde en van hare toepassing begeeren, ruimschoots durven aanbevelen.
Hier en daar zijn echter onnaauwkeurigheden ingeslopen, van welke wij er eenige meenen te moeten mededeelen. De bepaling der atomen als de uiterst kleinste deeltjes, die aan het gezigt ontsnappen (bl. 3) is zeker niet zeer wetenschappelijk. Bl. 50 staat als eene vaste wet vermeld, dat de ligchamen niet op elkander werken, tenzij een ten minste opgelost zij. Bij het gebruik der blaasbuis, gebruikt men niet, zoo als bl. 114 staat, lucht uit de borstholte, maar alleen uit de mondholte; juist hierin bestaat de groote kunst bij het gebruik van dit werktuig. Bl. 127 geeft de Schrijver twee verbindingen op van phosphorus en waterstof, phosphor-waterstofgas en overphosphor-waterstofgas. Er is, voor zoo ver Rec. weet, slechts eene gasvormige verbinding van phosphorus en waterstof bekend, maar dezelve komt in twee wijzigingen voor, in zelf-ontvlambaar en zelf-niet ontvlambaar gas.
| |
| |
Vroeger meende men, dat deze verbindingen niet dezelfde zamenstelling hadden. Van de vaste verbinding toch van phosphorus en waterstof, door magnus ontdekt, en die minder waterstof bevat, wordt hier niet gesproken. Wij misten eene beschouwing van het salmiak. Het zirconium wordt door andere schrijvers (berzelius, graham) tot de metalen gebragt, om de basische eigenschappen van het verzuursel, de zircoonaarde. Bl. 320 staat, dat op de wanden der looden regen- en vergaarbakken, juist even boven de oppervlakte van het water, eene witte korst van koolzuur eerste loodverzuursel gevormd wordt, ‘gelukkig is dit koolzuur zout onoplosbaar, zoodat het aan de vloeistof geenerlei schadelijke eigenschap mededeelt.’ Dit is eene gevaarlijke stelling. Door overmaat van koolzuur wordt dit zout in water opgelost, of ook wordt er hydraat van loodverzuursel gevormd, dat eenigzins in water oplosbaar is; zie onder anderen de proeven van merat, vermeld bij orfila, Toxicol. Edit IV, Tom 1, pag. 657. Wie kent de schrikkelijke gevolgen niet van het gebruik van zoogenaamd loodwater? Dextrine is, volgens den Schrijver, de vloeibare stof in het zakje of omhulsel van elk zetmeelbolletje bevat (bl. 405.) Wij meenen, dat dit ligchaam een kunstproduct is, hetwelk onder anderen verkregen wordt, door eene stijfseloplossing te koken met eenige druppels zwavelzuur. (Zie berzelius, Lehrb. der chemie. III Aufl. Th. VI, pag. 404. Graham, Lehrb. der Chemie. Bd. III, pag. 103.) De veranderingen van het bloed in ziekten zijn, volgens bl. 565, weinig bekend. Kende de Schrijver dan onder meerdere anderen, de onderzoekingen zijner landgenooten andral en gavarret niet? De acthervorming wordt nog verklaard, daaruit dat het zwavelzuur aan den alcohol deszelfs watergehalte gedeeltelijk
ontneemt.
Ongaarne misten wij eene beschouwing der onweegbare stoffen, schoon te Rouaan hierin voorzien werd, doordien aldaar ook lessen in de physica gegeven werden.
Wat nu de vertaling betreft, dezelve is op het laatst beter dan in het begin; het telkens voorkomen van beoe- | |
| |
fening in plaats van beschouwing of behandeling, is stootend; bl. 8 staat, dat violensiroop een herkenningsmiddel is voor potasch; dit moet loogen zijn; cohaesie beteekent niet aanklevingskracht, maar, wil men dit woord vertalen, kracht van zamenhang; adhaesie is aanklevingskracht, en deze beide krachten worden door de natuurkundigen onderscheiden; bl. 9 staat aantrekkings- of aanklevingskracht; deze woorden zijn toch niet synoniem; luchtsoorten worden in water opgelost of verdigt, maar niet vastgelegd; de hygrometer is geen vochtmeter, maar een vochtigheidsmeter; zulk een woord lieten wij echter liever onvertaald; men zegt chloorcalcium en niet chloorkalkmetaal; ontzuurstoffing en ontkoolstofzuren is geen Hollandsch.
Als bijzonder zinstorende drukfouten teekenen wij de navolgende op: bl. 26, regel 26, staat verbinding, lees ontbinding; bl. 101, reg. 8, ligter, lees zwaarder; bl. 168, regel 9 v.o. zwavelzuur, lees salpeterzuur; en bl. 409, regel 2 v.o. koolstof, lees koolzuur. |
|