Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1845

Een zestal Kinderpreken, door G.C. van Balen Blanken, Predikant te Wognum c.a. Te Rotterdam, bij A. Wijnands. 1842. In kl. 8vo. 148 bl. f :-90.

Het getuigt gunstig van den loffelijken ijver des Eerw. Opstellers, dat hij ongehouden, ten nutte van de jeugd in zijne gemeente, op Zondagävonden deze preken gehouden heeft. Uitgegevene kinderpreken zijn er niet vele. Die wij vroeger van van der roest en nijhoff lazen, bevielen ons meer om den inhoud, dan om den vorm, en ook van het voor ons liggende zestal kunnen wij niet ontkennen, dat de preekvorm, de afdeeling in deelen en onderdeelen, kortom de geheele houding der opstellen ons veel minder smaakte, dan de belangrijke, hoogst nuttige en behartigingwaardige inhoud. Gaarne gelooven wij, dat er een groot verschil bestaat tusschen de mondelinge voordragt en een gedrukt boek, maar nu wij alleen met het laatste te doen hebben, kwam het ons gedurig voor, dat

[p. 440]

eene onderwijzende en besturende godsdienstige toespraak aan kinderen (en wel aan zulke kinderen, als blijkens de hier onderstelde ontwikkeling bedoeld worden) toch iets anders moest zijn, dan een preekje. Het contrast springt ieder oogenblik voor het hoofd. Men neme slechts eens de zangverzen uit Psalm- en Gezangboek. Wij zouden daarvan nog meer kunnen zeggen; maar de ruimte ontbreekt er ons toe, en wij willen den schijn niet aannemen van aan anderen te willen opdringen ons ongunstig oordeel over godsdienstige toespraken aan kinderen in den vorm van Leerredenen. Gaarne laten wij daaromtrent aan ieder zijnen smaak, en geven den Eerw. van balen blanken (wiens werkje eerst zeer lang na de uitgave ons werd toegezonden) gaarne den lof van met oordeel en ijver ook voor de godsdienstige belangen der kinderen te waken, en van berekend te zijn voor de niet gemakkelijke taak, om over zulke verhevene onderwerpen naar kinderlijke vatbaarheid te spreken, en daarbij slechts enkele malen te zondigen tegen hetgeen hij zich ten regel had gesteld, niet al te laag af te dalen.