Ivar, of de man zonder titel; door E. Flygare-Carlén, Schrijfster van de Roos van Tistelón. II Deelen. Te Haarlem, bij de Erven F. Bohn. 1844. In gr. 8vo. 408 bl. f 4-40.
De Noordsche literatuur van smaak is aan de orde van den dag. F. bremer, flygare-carlen, bernhard, zietdaar een drietal namen, met eere en onderscheiding te noemen. Zoo Rec. uit hetgene hij van deze drie auteurs gelezen heeft (want wie kan tegenwoordig alles lezen?) oordeelen mag, dan staat bernhard bij hem boven aan. Verre is het er van daan, dat hij zoozeer tegen den stroom zou willen opwerken, dat hij de groote verdiensten der beide andere Schrijfsters zou ontkennen of voorbijzien; integendeel, hij erkent die gaarne; maar het komt hem voor, dat het bij haar meer schoonheden van détail zijn, en dat de beide Dames minder gelukkig slagen in de zamenstelling van het geheel harer Romans. Doorgaans las hij het eerste Deel met het meeste genoegen, maar vond dat genoegen niet klimmende. Het was hem, alsof de geest tegen het einde wat uitgeput raakte, en alsof de Schrijfsters minder bekwaam waren geweest in het ten einde uitwerken, dan in den eersten aanleg harer schilderij. Datzelfde ondervond hij ook bij het lezen van dezen Ivar, een boek, waarvan het eerste gedeelte hem bij uitstek beviel, maar de ontknooping aan het geheel, naar zijn oordeel, weinig beantwoordt. Doch, schoon dit laatste het geval is, hij las het boek toch over het geheel met veel genoegen, met meer genoegen nog dan andere van dezelfde Schrijfster, omdat er eene minder sombere tint over ligt verspreid, en het daardoor eene aangenamer lee-