rondissementsregtbank te Amsterdam. Te Amsterdam, bij J. Müller. 1844. In gr. 8vo. VIII en 164 bl. f 1-90.
Onwederlegbaar betoogt de Heer conrad de onmisbaarheid eener bepaling tot voorloopige in bezit stelling, bij de wet op de onteigening ten algemeene nutte. Meer behoeven wij van dit opstel niet te zeggen, daar het voorstel van wet, strekkende tot gemoetkoming aan dat bezwaar, buiten twijfel zal worden aangenomen, en denkelijk wel reeds vóór deze aankondiging als wet het licht zal zien.
De strekking van het werk, over den handel van Nederland in 1844, door Mr. portielje, is geheel in dien vrijgevigen geest, die bijna allen staathuishoudkundigen en allen voorstanders van handel en nijverheid, in Nederland, eigen is, en die echter te veel in de wetgeving miskend wordt. Bl. 40, zegt de Schrijver, dat ééne belangrijke bijzonderheid, bij de vergelijking der tabellen van In- en Uitvoer te Hamburg, met hetgeen hieromtrent in ons vaderland is waargenomen, zijne aandacht trekt: ‘Zij is deze: in 1825 tot 1830 werd er hier te lande een zwaarder regt geheven, en de invoer was er door afgenomen; van 1830 tot 1835 werd het oudere lagere regt weder gevorderd, en de invoer herstelde zich; in 1835 kwam er eene schaal van regten, en de invoer verminderde andermaal van het oogenblik, dat zij was daargesteld.
De opgave omtrent Hamburg levert een tegenovergesteld resultaat op. Van 1825 tot 1830 zien wij eene aanmerkelijke verhooging in de in- en uitvoeren, welke van 1831 tot 1835 allengs afnamen; met 1836 tot 1841 ontstaat eene zeer belangrijke vermeerdering, ja meer dan verdubbeling in de in- en uitvoeren.
Wij hebben deze opgaven, omtrent den graanhandel van Hamburg, hier opgenomen als van een artikel van buitenlandschen handel, niet omdat dezelve juist de granen betrof, als wanneer wij ze een weinig later hadden aangebaald. De reden, waarom wij er melding van maakten, is deze: meermalen hoort men zeggen, dat de buitenlandsche bandel bij ons is afgenomen, omdat alle volken zich aansluiten, terwijl men aan onze Wetgeving slechts geringen invloed daarop toekent. Het lijdt geene tegenspraak, dat de handelsbetrekkingen tusschen de verschillende volken nog oneindig uitgebreider zouden zijn, ingeval het stelsel