| |
Brieven over Scheikunde en de betrekking, waarin deze wetenschap staat tot Koophandel, Physiologie en Landbouw, door J. Liebig, Professor in de Scheikunde aan de Hoogeschool te Giessen. Uit het Engelsch vertaald. Te Haarlem, bij A.C. Kruseman. In kl. 8vo. XVI en 216 bl. f 1-80.
Het voorname doel dezer brieven, oorspronkelijk voor het Engelsche publiek geschreven, doch van welke sommige vroeger reeds in Duitschland uitgekomen waren en aldaar goede vruchten gedragen hebben, is, volgens den Schrijver, om gouvernementen en een verlicht publiek bedacht te ma- | |
| |
ken op de noodzakelijkheid om scholen voor scheikunde op te rigten, de beoefening dezer wetenschap, die in zulk een naauw verband staat met de kunsten en met het maatschappelijk welzijn van beschaafde volken, te bevorderen, en eene schets te geven der betrekking, waarin zij tot de op den titel genoemde vakken staat, en van den invloed, dien zij thans uitoefent op den maatschappelijken toestand der menschen. Dezelve loopen over verschillende, nu eens meer algemeene dan meer bepaalde onderwerpen. In den eersten brief wordt eerst gehandeld over de eigenschappen der voornaamste grondstoffen, uit welke de, den scheikundige onontbeerlijke werktuigen vervaardigd worden (glas, platina, kurken, caoutchouc) over de tegenwoordige inrigting der scheikundige werkplaatsen en over de balans, en vervolgens een blik geslagen op den toestand en de rigting der scheikunde, waarbij vooral opmerkzaam gemaakt wordt op het kunstmatige daarstellen van delfstoffen, vooral van den lapis lazuli. In den tweeden brief handelt de Schrijver over den verschillenden vasten, vloeibaren of luchtvormigen toestand, waarin de weegbare stoffen voorkomen, en de veranderingen in dezen vorm, die zij kunnen ondergaan, waarbij als voorbeeld de merkwaardige eigenschappen van koolzuur in dit opzigt genomen en de verdigting van gassen door kool en van zuurstof door platinaspons behandeld wordt. In den volgenden brief, die zeker een van de belangrijkste dezer verzameling is, ontwikkelt en berekent de Schrijver op eene verrassende wijze de gevolgen voor handel en nijverheid, ontsproten uit de kennis van de bereiding der soda uit keukenzout. De vierde brief begint met eene algemeene
beschouwing van den ondernemingsgeest en de gunstige gevolgen, die deze, door het ontdekken van andere nuttige zaken, steeds heeft, zelfs dan, wanneer het eigenlijke doel niet bereikt wordt, waaruit de Schrijver aanleiding neemt om de proefnemingen over het aanwenden van het electro-magnetismus als beweegkracht te toetsen, en uit de berekening der kosten aan te toonen, dat, ten minste thans nog, geene gunstige resultaten hiervan te verwachten zijn. Uit hetzelfde oogpunt, te weten dat der kosten, wordt vervolgens de fabrijkmatige bereiding der beetwortelsuiker beoordeeld, die thans onvoordeeliger is dan de tarwebouw, hetgeen voor eenige jaren juist omgekeerd was. Hetzelfde heeft plaats met de bereiding van het verlichtings-gas uit
| |
| |
hars en olie, die, zoo men de tegenwoordige prijzen dezer ligchamen in aanmerking neemt, veel onvoordeeliger zijn zou, dan de bereiding van dit gas uit steenkolen. In den volgenden brief beschouwt de Schrijver kortelijk de isomerie, de kristalschieting, het amorphismus en isomorphismus, en heldert dezelve door voorbeelden op, waarbij de isomerie en het isomorphismus verklaard worden uit de verschillende of gelijke naast elkander rangschikking der niet in het oneindige deelbare atomen, en de meening verworpen wordt, dat ten minste sommige der tegenwoordig als grondstoffen aangemerkt wordende ligchamen van het eene in het andere overgebragt kunnen worden. Van den vijfden tot den tienden brief vinden wij eene korte uiteenzetting der meeningen van den Schrijver over de physiologie, de verdeeling der voedsels in die voor de ademhaling of verbranding en voor de voeding, over den oorsprong der dierlijke warmte, over de voeding en groei der vleesch- en plant-etende dieren, de overeenkomst tusschen de stikstofhoudende voedsels uit het dieren- en plantenrijk, het verband tusschen beide rijken (dit laatste is zeer fraai ontwikkeld) om hierna de grondstoffen van de voedingsmiddelen van den mensch na te gaan, alsmede het nut van den landbouw ter uitbreiding en verspreiding van het menschelijke geslacht en het nut der geleihoudende voedsels tot instandhouding van het celweefsel, de vliezen en het kraakbeen; alle onderwerpen, die, als genoegzaam bekend en elders uitvoeriger ontwikkeld, hier niet uiteengezet behoeven te worden. Of de Schrijver hierbij echter niet te ver gaat met te beweren, dat het thans geene moeite kost, de werking der spijzen, vergiften en geneesmiddelen te verklaren, en dat wij een klaar begrip gekregen hebben van de oorzaken van den honger en van de natuur van den dood, zal ieder met ons toestemmen, die de vele tegen des Schrijvers meeningen gemaakte, zoo het ons voorkomt, dikwijls gegronde tegenwerpingen kent, schoon wel niemand aan dezelve
scherpzinnigheid en behagen, door eenvoudigheid en verrassende uitkomsten, ontzeggen zal. In den elfden brief vinden wij eenen blik over het verband en de circulatie tusschen de zeedieren en de zeeplanten en de gelijkheid tusschen het groeijen der zeeplanten en die op het land. De eerste leven in eene middenstof, die al derzelver grondstoffen bevat, de andere hebben twee middenstoffen noodig, de dampkringslucht en den grond; waarna gehandeld wordt
| |
| |
over den grond en vooral over deszelfs delfstoffelijke bestanddeelen, deszelfs invloed op den plantengroei en kunstmatige toebereiding. In den twaalfden brief ontwikkelt de Schrijver door eenige voorbeelden de noodzakelijkheid eener op scheikundige gronden steunende beoefening van den landbouw, en schetst de scheikundige werking van de zuurstof en het koolzuur van den dampkring, het water, het ploegen enz. op in rust of braakliggend land, vergelijkt de veranderingen, door deze werking op het land te weeg gebragt, met de wijze, waarop in Yaquil en Chili het goud gewasschen en door herhaaldelijk bezinken van de overblijvende erts, in grootere hoeveelheid verkregen wordt, om in de volgende brieven het nut van ongebluschte kalk, van het branden der bouwgronden, welke middelen zijn om de ontleding der kiezelzure loogen van de klei te verhaasten, het nut van meststoffen van dierlijken oorsprong en derzelver ontstaan, den oorsprong der kool- en stikstof in de planten enz. te schetsen, en eindelijk in den laatsten of zestienden brief terug te komen op het nut der phosphorzure zouten, vooral van den phosphorzuren kalk in de circulatie tusschen dieren en planten, het voorkomen dezer zouten in de zaden der graangewassen, de vermindering van derzelver hoeveelheid in de gronden (vooral in Engeland) en de wijze om hierin te voorzien, door de door buckland ontdekte beddingen van coprolithen (versteende excrementen) en fossile beenderen te branden, en hiermede de uitgemergelde velden te bemesten.
Uit deze korte inhoudsopgave zal de lezer zien, dat hier vele belangrijke onderwerpen behandeld worden. De behandeling zelve, hoewel, zoo als het doel medebragt, eenigzins oppervlakkig, is aangenaam en bevallig. Enkele zaken zijn vooral voor den Engelschen lezer van belang. Eene opzettelijke beschouwing der gevoelens van liebig zou ons èn te ver voeren èn strookt minder met het doel van dit Tijdschrift. Wij hechten echter aan dezelve meer blijvende waarde, dan de Vertaler van dit werkje schijnt te doen, en gelooven met hem niet, dat dezelve thans reeds vooral in de geschiedenis der scheikunde eene voorname plaats bekleeden, voor den tegenwoordigen stand der wetenschappen niet meer onmiddellijk van onwaardeerbaar belang zijn en slechts middellijk eenen gunstigen invloed op de scheikunde hebben. Ook kunnen wij niet toegeven, dat juist de
| |
| |
ontdekking van het proteïne door onzen beroemden landgenoot g.j. mulder vele der verdiensten van liebig verduistert, daar toch liebig, toen hij zijne Dierlijke Scheikunde of bewerktuigde Scheikunde toegepast op physiologie en pathologie schreef, het proteïne kende, deszelfs bestaan aannam, en voor zijne theoriën zeer veel waarde hecht aan de gelijkheid in zamenstelling tusschen plantenvezel-, planteneiwit- en plantenkaasstof en de gelijknamige ligchamen in de dierlijke bewerkingen. Men zie onder anderen in de Hollandsche vertaling van bovengenoemd werk, bl. 91 en volg.
Na de uitgave der vertaling dezer brieven is eene vermeerderde Hoogduitsche uitgave derzelve in het licht gekomen, alsmede in het Engelsch eene tweede Series van brieven, (j. liebig, Familiar Letters on Chemestry second Series enz.) welke zeker die brieven behelst, die de Hoogduitsche meer bevat. Wij hopen, dat de Heer kruseman door een eenigzins goed debiet aangemoedigd zal worden ook deze tweede Series te doen vertalen en uit te geven. |
|