Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1845
(1845)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 123]
| |
Wij hebben de uitgave van dit Iets enz. te danken aan de beleefdheid des Schrijvers, om het verzoek van eenige leden van het Genootschap: ter bevordering der Nijverheid te Amsterdam in te willigen tot het algemeen verkrijgbaar stellen dezer beschouwing over het Tolverbond, welke de kern eener door den Schrijver in Junij 1843 gehoudene redevoering uitmaakt. Het gewigt van het onderwerp zal van zelf ook voor de oningewijden duidelijk worden, als men met den Schrijver instemmen kan, dat ‘al de tot het Tolverbond behoorende staten, tot bevordering van derzelver materiële belangen, dezelfde bepalingen hebben, even alsof zij ingezetenen van één en hetzelfde rijk waren; dat alle zeehavens in de landen der Verbondsstaten voor den handel der onderdanen van de gezamentlijke Verbondslanden, tegen betaling van volkomen gelijke regten, zijn opengesteld, als waaraan de ingezetenen der landen, tot welke die havens behooren, onderworpen zijn. Dat de in vreemde zee- of andere handelsteden aangestelde Consuls van een tot het Verbond behoorenden staat gehouden zijn, al de onderdanen der Verbondsstaten met raad en daad bij te staan.’ De Schrijver heeft gemeend eenen blik te moeten werpen op de wording van dit Verhond, waartoe bijna geheel Duitschland en ook Nederland is toegetreden, en dat in Pruisen zijnen krachtigsten steun gevonden heeft. Na den val van napoleon vorderde toch eene gewijzigde Europesche staatkunde eene wijziging van het continentaal systema; en het blijkt, al lezen wij het niet met ronde woorden, hoe door de overheersching van napoleon eene toenadering van denkbeelden en zeden, en van behoeften aan meer onderling verkeer en ineensmelting van belangen, is ontstaan; waardoor het alleen mogelijk is geworden, om zoo vele tot daartoe op zich zelven gestaan hebbende Staten tot één algemeen inzigt en de middelen tot voldoening van derzelver materiële behoeften te kunnen brengen. Dat sedert 1813 ook in het morele die gewenschte eenheid, vooral in Duitschland, is verlevendigd en krachtvol ontwikkeld, is onmiskenbaar; en hier brengt het een allengskens tot het ander. - Welligt zal, tegenover dit Duitsch Verbond, later een Weener Verbond met de Italiaansche Staten gesloten worden; en wij meenen, dat de toenadering tusschen Oostenrijksche en Duitsche materiële belangen als die, welke bij het Tolverbond bepaald zijn, wel even zoo ver van elkander zullen verwijderd | |
[pagina 124]
| |
blijven, als die toenadering in het morele schier ondenkbaar is. Maar laten wij tot des Schrijvers doel terugkeeren, en hulde doen aan deszelfs naauwkeurigheid, waarmede hij, de hoofdbepalingen van het Verbond aanwijzende, in eenige opvolgende redeneringen den invloed aanwijst, welken dit Verbond op het bestaande toltarief oefent. Wij hebben dit boekske met genoegen doorloopen; het verdient vooral de oplettendheid van hen, die aan den bloei der Nijverheid hun leven of krachten hebben gewijd, en die in staat zijn, om voor den materiëlen bloei, vooral van ons land, te waken; en het zal ook door hen, die enkel uit weetgierigheid hetzelve doorbladeren mogten, niet ter zijde worden gelegd, dan na den ganschen inhoud van hetzelve met voldoening vernomen te hebben. |
|