Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1845
(1845)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
Het Beleg en de Verdediging van Haarlem in 1572-73. Door J. van de Capelle. III Deelen. Te Schoonhoven, bij S.E. van Nooten. 1843 en 1844. In gr. 8vo. Te zamen XII en 1200 bl. f 11-20.
| |
[pagina 80]
| |
de dapperheid van een' hasselaar, de zorg van een' van der laan voor het welzijn der vest, den zoo schitterend uitkomenden vrouwelijken moed van kenau simonsdr. hasselaar, en, met één woord, het beleid en de onverschrokkenheid van allen, die gedurende het beleg van Haarlem tot verdediging der stad in de weer waren, dan voorzeker, gevoelen wij levendig, dat een land, dat zulke helden oplevert, nimmer door vijandelijke magt kan vernietigd worden. Tot nog toe bestond er geen verhaal, dat de gebeurtenis, voor ons vaderland zoo bij uitstek belangrijk, in zulk eenen gang voorstelde; wel treffen wij in de stadsbeschrijvingen van schrevelius en van c. de koning meer of mindere berigten aan, die konden dienen tot het opstellen van zulk een meer naauwkeurig geheel; wel bezitten wij van eenige andere schrijvers afzonderlijke verhalen van het belegGa naar voetnoot(*); maar deze allen laten toch, uit sommige oogpunten beschouwd, veel te wenschen over, om niet te spreken dat zij door hunnen ouderdom reeds zeldzaam geworden en dus niet voor allen verkrijgbaar zijn. De onderneming, om de gebeurtenissen van het beroemde Haarlemsche beleg nader te onderzoeken en te beschrijven, is dus iederen geschiedkundige welkom. De Schrijver van dit werk bezigde daartoe niet alleen gedrukte bescheiden, maar maakte ook gebruik van de aan hem, door den stedelijken raad van Haarlem, toegestane inzage van het stedelijk Archief. Die onderzoekingen nu biedt hij ons in dit werk aan. Hij doet het in een romantisch kleed, en het verheugt ons, dat hij ons de Bijlagen en Aanteekeningen betrekkelijk het beleg niet onthouden heeft. Het werk, zoo als het daar ligt, is voor een zeer aanmerkelijk getal lezers nu meer geschikt, dan wanneer de Schrijver ons van de belegering een bloot verhaal had mede- | |
[pagina 81]
| |
gedeeld; want, hoe gaarne de Geschiednavorscher zich alleen met den gang van het gebeurde bezig houdt, bij het gros der lezers zoude het bloot historische weinig ingang vinden, en daardoor vele bijzonderheden, deze gebeurtenis betreffende, minder algemeen bekend worden. Over de romantische inkleeding willen wij niet breedvoerig spreken. Het kennen toch van den uitslag des verhaals, vóór dat men aan het slot is genaderd, wordt in den roman algemeen, en te regt, als een gebrek, afgekeurd, en daarom zijn dan ook historische gebeurtenissen meestal voor romantische inkleeding minder geschikt. Doch wij kunnen den romanlezeren verzekeren, dat het, daargelaten eene wel wat te groote gerektheid des verhaals, ons doorgaande aangenaam heeft bezig gehouden. Niet alles vindende, wat het fijne van den historischen Roman uitmaakt, is daarentegen door het romantische kleed niets van de geschiedenis al te zeer omhuld geworden. Fraaije en waarlijk levendige beschrijvingen treffen wij aan. De karakters zijn goed geteekend. De bestormingen van de stad en de ellendige toestand der burgers zijn krachtig, natuurlijk en roerend geschilderd; terwijl de geschiedkundige personen zoodanig handelende worden ingevoerd, als het zich denken laat, dat zij vóór omstreeks twee en eene halve eeuw zijn geweest. Ook tegen het costuum hebben wij geene grove misslagen ontdekt. Nog belangrijker voor de geschiedenis zijn de Bijlagen en Aanteekeningen betrekkelijk het beleg, door den Schrijver meerendeels uit het stedelijk Archief geput. Zoo zijn, om iets te noemen, hier mededeelingen voorhanden omtrent de schilderijen en kunststukken, welke de Spanjaarden aan de ingezetenen ontnomen hebben (No. 13). Belangrijke aanteekeningen betreffende ripperda (No. 16). Bijzonderheden betreffende kenau hasselaar enz. (No. 17). Bijzonderheden betreffende Burgemeester nicolaas van der laan (No. 18). Aanteekeningen betreffende den Vaandrig pieter dirkz. hasselaar (No. 19) enz. Wij eindigen onze aankondiging met dank aan de stedelijke regering van Haarlem voor de aan den Schrijver zoo heusch verleende inzage van het Archief. Moge beider voorbeeld meer en meer navolging vinden, om daardoor zoo vele oude bescheiden dienstbaar te doen zijn aan de vermeerdering der kennis van menige bijzonderheid ter staving en opheldering van de waarheid van zoo vele roemrijke gebeurte- | |
[pagina 82]
| |
nissen, die den moed onzer voorvaderen verkondigen, en van welke wij met den Schrijver instemmen, dat zij het fondament onzer vrijheid hebben gelegd. Druk en uitvoering zijn vrij goed. Als onderhoudende lectuur, ook voor onze Leesgezelschappen, zal men het werk tevens gewis met groot genoegen en levendige belangstelling ontvangen. |
|