Geestige vleijerij uit den ouden tijd.
Cambyses vroeg eens aan eenigen zijner vertrouwde hovelingen, of zij dachten, dat hij zijnen vader cyrus in roem en grootheid evenaarde. Het antwoord op deze vraag was, dat hij hem verre overtrof, want dat hij, bij alles, wat cyrus bezeten had, nog den Oceaan en Egypte had bijgevoegd. Cresus echter, die ook tegenwoordig was, stemde met deze meening niet in; hij vleide, even als de overigen, maar vleide fijner. ‘O Vorst,’ sprak hij tot cambyses, ‘naar mijn gevoelen evenaart gij uwen vader niet, want gij bezit geenen zoon, zoo als hij er ons een' heeft nagelaten.’