Krijgslist van een' vrek.
Onlangs trad te Parijs een vriend van een' der beroemdste Fransche schrijvers, doch die uiterst gierig is, bij dezen in de kamer, terwijl hij hem aldus aansprak: ‘Och, lieve vriend, ik ben waarlijk wanhopig en kom....’ Hier schelde de schrijver zijnen bediende, en zeî hem, toen hij verscheen: ‘Ga en verzoek mijne vrouw zoo goed te zijn, voor een oogenblik hier bij mij te komen.’ Vervolgens wendde hij zich tot zijnen gast met de woorden: ‘Het betreft eene dringende huiselijke aangelegenheid, maar uwe tegenwoordigheid hindert niet;’ en toen nu de vrouw binnentrad, riep hij haar te gemoet: ‘Kindlief, de bakker heeft mij gisteren zijne rekening gebragt en zal zoo aanstonds wederkomen; zeg hem toch, dat ik op dit oogenblik niet bij kas ben; gij weet immers, hoe het er meê gesteld is; schik dus de zaak, zoo goed als het gaan wil.’ Hierna, zich weder tot zijnen vriend wendende, ging hij voort: ‘Nu, beste vriend, ben ik geheel tot uwe dienst!’ - Wat zou de beste vriend doen? Hij moest een ander historietje verzinnen, en zijn grootmoedige vriend leende daaraan geduldig het oor.