Het gedenkteeken voor den Cherusker-vorst Herman zonder Brandewijn gesticht.
De bouwmeester van dit Monument, van bandel, schreef verleden jaar aan het Matigheidsgezelschap te Hildesheim: ‘Bij onzen steeds gevaarlijken arbeid kan ik alleen met bedaarde, voorzigtige en gezonde werklieden iets uitregten. De ondervinding heeft mij geleerd, dat deze niet anders te erlangen zijn, dan zonder sterken drank. Ik vaardigde dus eenvoudig het bevel uit, dat op den berg en gedurende de werkuren geen brandewijn gedronken mogt worden. Slechts eenige weinige erge zuipers bleven weg; de overigen onderwierpen zich. De roode neuzen en tranende oogen zijn verdwenen; het werkvolk is gezond en sterk; het is nu eene vreugd het aan te zien. Menigeen, die te voren lusteloos en met bevende handen zijn werk deed, verrigt het nu met volle kracht en blijden moed. Kwetsuren komen zelden meer voor en genezen gemakkelijk. De orde wordt door niets meer gestoord, en het volk dankt mij nu, dat ik mijnen wil heb doorgezet. Over het gedrag der arbeiders buiten de werkuren heb ik niets te zeggen; maar met innige vreugde verneem ik, dat er geene vechterijen meer voorvallen, dat hunne vrouwen en kinderen beter gekleed gaan, en dat ik hen ook in andere dingen wegens een beter huisbestuur hoor prijzen. God geve, dat de leer, die in dit voorbeeld ligt, erkend en behartigd mag worden!’