een doelmatiger onderwerp had kunnen gekozen zijn, of de benaming van slechten, tegenover vromen, op den titel gebezigd, goedkeuring verdient, of de tekst niet geheel motto is en zelfs ter naauwernood aanleiding geeft tot het behandeld onderwerp, en of de kanselwelsprekendheid in onze dagen aan hare beoefenaars geene hoogere eischen doet, dan hier vervuld zijn geworden, zietdaar vragen, waarop wij, om het goede doel der uitgave niet tegen te werken, liefst het antwoord schuldig blijven. De Heer millies, ons naauwelijks van aangezigt bekend, houde het ons ten goede, dat wij over deze eersteling van zijnen kanselarbeid, die ons onder de oogen komt, niet gunstiger kunnen oordeelen. Gaarne prijzen wij overigens den gemoedelijken toon en echt Christelijken geest, dien wij hier tot onze blijdschap hebben aangetroffen. Een eenvoudig woord, op dien toon en in dien geest gesproken, kan, ook bij de lezing, goede vruchten dragen.