waarheid wil, gesmaad en als kwaad verwerpen te zijn. En u is het toegelaten, ô kerkbesturen van Drenthe! om mij uit te werpen, gelijk het voor eeuwen ook aan pilatus en den Joodschen raad vergund werd, om den oproermakenden en ergernis wekkenden vijand van God, jezus uit den weg te ruimen’ enz. enz. Waarna dan volgt: ‘Hoort dan nu des Heeren woord: Daarom ziet!’ en wat er verder gelezen wordt, Matth. XXIII:34, 35, (zoek het toch eens even in uw Bijbeltje op, lieve lezer!) en dan verder: ‘Ja! ook voor u Kerkelijken, die op den stoel van mozes zit, zal de tijd komen, (gelijk gij met den mond aan anderen predikt, doch zoo, alsof het u zelven niet gold,) waarin uwe oogenbanden breken, uw aangezicht bleek wordt, het koude doodzweet u bedekt, en de ziele bevreesd uit hare kleine woning zal vluchten!’ enz. enz.
Hoe een ander over het geschrijf, bl. 64, denkt, weet ik niet, maar het heeft Rec. grootelijks geërgerd. Daar staat: ‘Dien zelfden avond veroordeelde mij (het Provinciaal Bestuur) ter dood, dat is te zeggen, verklaarde mij afgezet uit mijne mij zoo dierbare bediening. Men liet mij echter eerst nog de feestbeurten waarnemen, alsmede de beurten op den Zondag vóór Kerstijd; - waarom? durf ik niet bepalen.’ (Zou het ook kunnen zijn, omdat het jaar toch bijna ten einde was?) ‘Hun handel geschiedde alzoo naar het woord des Heeren: wat gij doet, doet dat haastelijk! en ook mijn lot is vóór het feest beslist geworden.’ Hoe is het mogelijk, dat een dienaar van God en christus (zoo noemt zich de Heer feisser) de lijdensgeschiedenis van onzen Heer en Zaligmaker zoo durft..... misbruiken? (dit is dan nog maar het zachtste woord.)
Bl. 72: ‘In één woord: dat de Kerkbesturen en het tegenwoordige menschdom in 't algemeen mij niet verstaan en daarom verwerpen, ligt alléén hieraan: dat men geen besef heeft van, noch geloof hecht aan de wedergeboorte uit den H. Geest.
Genoeg hiervan. Het ‘getrouw Verhaal’ moge getrouw zijn, maar de toon des verhaals is niet als van een' dienaar van jezus christus. Doch wij willen verder oor-