welken men het gebruik van het mikroskoop, als 't ware, geheel heeft verwaarloosd; het was onzen tijd voorbehouden, dezen tak der natuurbeschouwing weder in het leven te roepen en door de meerdere volkomenheid onzer tegenwoordige werktuigen meer dan ooit te doen bloeijen. Niet alleen heeft men de ontdekkingen van leeuwenhoek allezins bevestigd gevonden, maar er ook vele nieuwe, hoogst gewigtige bijgedaan; vooral is onze kennis aangaande de infusoria door ehrenberg zeer vermeerderd. Onder die onderdeelen der historia naturalis, welke vooral in onzen tijd zijn bearbeid, behoort met name de Geologie, welke eerst, nadat de anatome comparata eene zekere hoogte had bereikt, met vrucht kon worden beoefend en inderdaad reeds tot eenen zoodanigen trap van volkomenheid is gebragt, ‘ut,’ gelijk de Hoogleeraar zich uitdrukt, ‘non sero nata, paucorum annorum industriâ comparata, sed perantiqua, perfecta fere ac conjuncto multorum seculorum studio exculta disciplina videatur.’ Ook op dezen tak der historia naturalis heeft de verbeterde toestand van het mikroskoop eenen gunstigen invloed uitgeoefend.
Dit is het kort beloop van deze in eenen eleganten Latijnschen stijl geschrevene redevoering, welke de Hoogleeraar eindigt met op eenige gebreken te wijzen, van welke men moet erkennen, dat de tegenwoordige wijze van beoefening der Zoölogie niet is vrij te pleiten. Het spreekt van zelf, dat de Redenaar zijn onderwerp slechts in de hoofdtrekken kon ontwikkelen; het afdalen tot kleinere bijzonderheden kwam bij eene gelegenheidsrede niet te pas. Maar des te meer is het eene verdienste van deze redevoering, dat de Hoogleeraar datgene, waarop het het meest aankomt, steeds behoorlijk in het licht stelt. Met korte en krachtige trekken worden de verdiensten van verscheidene groote mannen, op het gebied der historia naturalis, geschetst, met name van aristoteles, den vader dezer wetenschap; van plinius, meer als encyclopedist, dan wel als zelfstandig onderzoeker te roemen; maar vooral van linnaeus, buffon en cuvier. Wij hadden, korten tijd, vóórdat wij de Oratio van den Heer van der hoe-