wordt aangewezen; het eerste: aangehaald, doet hier alles af; anders zou de opname van Matth. II:14, 15, verg. Hos. XI:1, om geene andere te noemen, hier niet voegen.
Uit het N.T. worden aangehaald: getuigenissen aangaande jezus christus; verdere hoofdwaarheden van het Evangelie; Christenpligten, vermaningen en drangredenen; waarschuwingen; beloften en uitzigten.
Dergelijke schriften hebben hun nut, wanneer ze maar geene aanleiding geven tot minder gebruik van den Bijbel zelven; uit dit oogpunt zou het misschien verkieselijker kunnen geacht worden, de Bijbelplaatsen alléén met Boek, Hoofdstuk en Vers aan te halen, doch niet uit te drukken; men moest dan bij het gebruiken den Bijbel wel ter hand nemen. Aan leerlingen op katechisatiën, die zelve zoogenoemde bewijsplaatsen moeten zoeken, kan dit werkje goede diensten bewijzen. Ref. vond er meer dan éénen tekst in, die geschikt is om eens over te prediken, maar die hem, gelijk dit gaat, niet zoo dadelijk bekend was. Hiervoor, en tevens dan voor het doel, dat men zich met dit werkje voorstelt, ware mogelijk eene herziening van enfield's Handboek voor Predikanten (Haarlem, 1793) niet onnuttig.