naar Wezel, werd met de Fransche bezetting in die stad door de Russen en Pruisen ingesloten, had eerst bij de overgave van die plaats gelegenheid om de Fransche dienst te verlaten, en werd, in den reeds in de Fransche dienst verworven rang, namelijk als Kapitein, aangesteld in het Nederlandsche leger, diende in deze betrekking tot in Julij 1815, wordende toen aangesteld tot Majoor en Onderinspecteur der 2de klasse van de administratie bij het leger. Ziekte, ten gevolge van geledene vermoeijenissen, deed den Majoor in 1819 verzoeken om zijn pensioen. Hetzelve, met een voor zijne gezondheid gunstig gevolg tot in het jaar 1823 genoten hebbende, werd de Schrijver in het genoemde jaar weder aangesteld in militair-administrative betrekking te Maastricht, en eindelijk in het jaar 1824 overgeplaatst naar Leyden, als Kommandant-Directeur van het Invalidenhuis.
Ofschoon de Heer de boisminart te regt zegt, dat zijn woelig oorlogsleven, althans wat het verkeer in vreemde landen betreft, met zijne terugkeering in het van de Fransche overheersching bevrijde vaderland geëindigd is, is echter ook dit geheele Deel van zijne Gedenkschriften allezins der lezing waardig; vooral dewijl de Schrijver, overal waar dit te stade komt, tot duidelijker voorstelling van zijne eigene lotgevallen, een kort, maar tevens juist, overzigt levert der voornaamste door hem beleefde en voor een groot gedeelte bijgewoonde gebeurtenissen. Wij zullen het vroeger aangemerkte tot aanprijzing van dit werk niet herhalen. Wij wenschen den Schrijver geluk met de voltooijing van zijnen welgeslaagden arbeid. Deszelfs gunstige ontvangst brenge het hare toe, om den overigen levenstijd van den achtingwaardigen krijgsman te veraangenamen!