| |
| |
| |
Boekbeschouwing.
Geloofsbelijdenissen der onderscheidene godsdienstige Gezindten, vrij bewerkt naar het Hoogduitsch, door J.G. Liernur, Predikant bij de Evangelisch Luthersche gemeente te Haarlem. Te 's Gravenhage, bij K. Fuhri. 1843. In gr. 8vo. XXVIII en 374 bl. f 3-90.
De opmerking, die den Heer liernur op de gedachte bragt van het bijeenbrengen en uitgeven der verschillende geloofsbelijdenissen, in het werk vervat, dat voor ons ligt, is verre van als onbelangrijk beschouwd te kunnen worden. Ook wij waren meermalen met hem getuige van de jammerlijke onkunde der meeste, zelfs der meer beschaafde gemeenteleden, aangaande den eigenlijken aard en omvang van het verschil, dat er bestaat tusschen de onderscheidene afdeelingen der ééne, algemeene Christelijke kerk. Ook wij rekenen het met hem van uitnemend belang, dat ieder, wie hij ook zijn moge, vroeg rekenschap wete af te leggen van zijn allerheiligst geloof, en degenen, die tegenspreken, te beschamen. Ook wij deelen zijne overtuiging, dat zulk eene meer ontwikkelde kennis het beste middel is, om tegen onverschilligheid in de Godsdienst te wapenen, hoogere eenheid bij schijnbaar groote verscheidenheid te bevorderen, en alzoo den band der liefde en der Christelijke verdraagzaamheid jegens andersdenkende broeders te bevorderen. Gelijk wij alzoo de onderneming zelve van harte toejuichen, hebben wij thans te zien, op wat wijze de Eerw. liernur getracht heeft, zich van de veelomvattende taak, die hij opnam, te kwijten.
Wij moeten zijne verklaring vooropstellen, dat het boek niet geschreven is voor zulke dienaren des Evangelies, die eenigermate op de tegenwoordige hoogte der godgeleerde wetenschappen staan. Maar even zeer moeten wij van onze zijde de stelligste overtuiging uitdrukken, dat hij,
| |
| |
die voor den onwetenschappelijken stand over een geleerd onderwerp schrijft, zelf zich op de hoogte der wetenschap geheel moet te huis bevinden. Wat is toch populair schrijven over wetenschappelijke zaken? Is het bloot, het gemakkelijkste uit het moeijelijke uitkippen, alle afgetrokken onderzoek afsnijden, en een onvolledig decoctum mededeelen, van wat zonder volledige en grondige beschouwing niet verstaan en begrepen kan worden? of is het, de resultaten van zelfstandig, grondig en oordeelkundig onderzoek, in algemeen bevattelijken vorm, onder de oogen van een grooter publiek brengen? Wij meenen het laatste.
Wij vonden ons verpligt, dien maatstaf, en geen' minderen dan dien, aan het werk des Heeren liernur aan te leggen; en dat bepaaldelijk ook bij die wetenschap der godgeleerdheid, waarvan hier sprake is. Wie eenigzins den gang der zaak in de laatste jaren oplettend heeft gadegeslagen, weet, dat, onder andere ook de Symboliek, als jeugdige en zelfstandige wetenschap, in het naburig Duitschland is opgetreden, als objectief historische voorstelling van de verschillende Lehrbegriffe in de Christelijke kerk heerschende, onderling met elkander vergeleken, en hemelsbreed van hare oudere zuster, de Polemiek, verschillende. Hij weet, dat door den arbeid van planck, marheinecke en winer, van möhler, baur, nitzsch, guericke en anderen, die wetenschap is ontkiemd, gewijzigd en ontwikkeld. Herhaalde uitgaven der libri symbolici van verschillende kerkgenootschappen hebben haar voor allen toegankelijk gesteld. Leggen wij nu naast die allen het werk van den Heer liernur, zonder eenige eischen van vernieuwde wetenschappelijkheid te doen, maar alleen om te vragen, of het populaire resultaten van grondige vóórstudie bevat - voorwaar, wij willen des Schrijvers geleerdheid geen oogenblik in twijfel trekken, maar met de hand op het hart moeten wij verklaren, hier er de bewijzen niet van te hebben aangetroffen. Reeds de vreemde rangschikking van het werk trok onze aandacht tot zich. De geloofsbelijdenissen van
| |
| |
Christenen of Onchristenen, van Roomschen of Onroomschen, hadden toch wel hoofd-afdeelingen moeten vormen, waaronder de verschillende hoofdstukken en afdeelingen hier voorkomende, als onder passende rubrieken hadden moeten gebragt worden. Bij de rangschikking van verschillende kleine afdeelingen moest toch eenige orde, het zij naar hare meerdere uitgebreidheid, het zij naar de tijdorde van haar ontstaan, kunnen opgemerkt worden, maar ook hier staat alles ondereen, en b.v. de Socinianen gaan de Doopsgezinden vooraf. Aan zulk eene splitsing ligt geen wetenschappelijk denkbeeld van eenheid te gronde.
Bij de lezing des inhouds troffen wij al verder nog al eenige onnaauwkeurigheden, zoowel in de onvolledige opgave der geloofsbelijdenissen, als in enkele uitdrukkingen aan. Veel misten wij, wat wij hier zouden gezocht, veel vonden wij, wat wij gaarne zouden gemist hebben. Onvolledig is reeds de Inleiding, die, wat op zichzelf niet te misprijzen is, maar hier vooral noodig was te achten, een geschiedkundig overzigt moest behelzen der verschillende stelsels van Godsdienst en Godsdienstleer. De voorstelling van mahomed, bl. 14, is zoo vaag, dat Rec., zelfs uit het gestelde, niet eenmaal kon merken, of liernur den valschen Profeet voor eenen bedrieger of eenen bedrogene houdt. En zijn de Moravische broeders door toedoen van huss ontstaan? (bl. 18.) Was het gevoelen van calvijn en zwingli over het avondmaal hetzelfde? (bl. 22.) Is de voorstelling van het verband tusschen Doopsgezinden en Wederdoopers wel juist? (bl. 23.) Hebben de Socinianen geene Goddelijke openbaring erkend? (bl. 24.) Heette de stichter der Kwakers foks (bl. 26) of fox? Verdienden de verschillen der Roomsche kerk met de Jansenisten, en later met de Gallicaansche kerk, in haar midden ontstaan, (dat toch niet minder dan een verschil van principe is) geene afzonderlijke behandeling? - Wij gaan verder tot het eerste Hoofdstuk. De geloofsbelijdenis der R.K. kerk. Billijk verwacht men hier natuurlijk het karakteristieke van hare leer te vinden. Intusschen wordt hier een' aanvang gemaakt met de opgave
| |
| |
van het Symbolum Nicaenum, als hare geloofsleuze. Is dit dan geen Symbolum Oecumenicum van alle grootere afdeelingen der Hervormde kerk? Nog misten wij hier eene naauwkeurige opgave van de leer des vagevuurs, van den waren omvang des Pauselijken gezags, van het onderscheid tusschen aanbidding en vereering der heiligen. - In het tweede Hoofdstuk - maar wat omvang zou onze aankondiging wel krijgen, wanneer wij den Eerw. Schrijver van bladzijde tot bladzijde wilden volgen! Kortheidshalve mogen hier eenige andere bedenkingen in den vorm van korte opmerkingen staan. De geloofsbelijdenis der Kwakers, die, bl. 219 sqq., wordt medegedeeld, had gerustelijk kunnen weggelaten worden, daar zij toch niets dan eene reeks onverklaarde Bijbelplaatsen bevat. Waarom niet liever de meest kenmerkende plaatsen uit barclay's Apologie hier medegedeeld? - Onjuist is het, dat de Socinianen den kinderdoop afkeuren, gelijk bl. 354 wordt beweerd; zij verdragen die, als oude dwaling, en laten ieder zijne vrijheid (zie Cáth. Racov., p. 222 en 737.) Behooren de Remonstranten, die, bl. 350, verzwegen worden, ook onder diegenen, van welke in het algemeen wordt gezegd, dat zij zich minder bepaald hebben uitgelaten over de vraag, of jezus voor alle menschen gestorven is? - Had, bl. 352, bij de voorstelling van het verschil tusschen Roomsch en Protestantsch, aangaande de leer der regtvaardiging, ook het verschillend begrip van geloof geene melding verdiend, waarvan beiden zijn uitgegaan? Is het avondmaalsverschil tusschen alle kerkgenootschappen, bl. 355, juist en volledig opgegeven? Is de tegenoverstelling, bl. 346, tusschen voorstanders der volstrektste eenheid en der
drieëenheid wel juist, daar toch de belijders der laatste altijd de eerste erkennen, maar hier slechts eene verborgenheid zien? Hebben alle Christelijke belijdenissen, behalve de Socinianen, dezelfde voorstelling van den staat der regtheid, gelijk, bl. 347, wordt opgegeven? - Voorts begrijpen wij niet, waarom de Zwitsersche geloofsbelijdenissen hier geheel zijn voorbijgegaan; waarom van sommige sekten, als Rijnsburgers,
| |
| |
Swedenborgianen, tegenwoordige afgescheidenen en anderen geene melding wordt gemaakt; waarom van het verschillend principe der Hervorming, in hare beide hoofdafdeelingen doorstralende, en door max goebel onlangs zoo uitmuntend in het licht gesteld, geen de minste partij is getrokken. De Collectio Confessionum van niemeijer, in 1840 te Leipzig verschenen, schijnt de Schrijver niet te kennen; anders had hij, dunkt ons, liever geene collectio van den jare 1612 moeten aanhalen, bl. 106. Evenmin de libri symbolici Puritanorum, door laatstgenoemden schrijver kort na zijne Collectio voor het eerst uitgegeven; althans ook van deze vinden wij hier geen woord. En nu spraken wij nog niet van de Onchristenen, die hier vermeld worden. Het verschil van beginsel, dat er tusschen de twee hoofdsoorten van Muhammedanen bestaat, wordt met geen woord aangeroerd. Al de verschillende Godsdienststelsels van Brama, Vedam, Zend en zoo vele andere worden tot één onvolmaakt en onwijsgeerig geheel van Heidensche Godsdienstleer vernederd, en van het Pantheïsme, dat aan het geheele Heidendom, als natuurvergoding, bewust of onbewust ten grondslag ligt, bijna niet gesproken. Dat bl. 163, 29 in plaats van 39 artikelen der Anglicaansche kerk, bl. 189, de Remonstranten de zesde in plaats van de 5de Afdeeling genoemd worden, en bl. 322, bestendig van den Mischma gesproken wordt, willen wij gaarne aan min naauwkeurige correctie toeschrijven. En dat, na het onvolledige, in menig afzonderlijk deel heerschende, de opgave van overeenkomst en verschil in het geheel, Hoofdstuk X, onmogelijk juist en volledig zijn kon,
vloeit, ook zonder nadere aanwijzing, uit al het gezegde van zelf voort.
Geen lage vitlust jegens eenen ons geheel onbekenden Schrijver spoorde ons aan, deze bedenkingen bescheidenlijk in het midden te brengen. Zag de Heer liernur de lijst van bedenkingen, die nog voor ons lag, en die wij kortheidshalve verzwijgen, hij zou het tegendeel gelooven. Het was alleen de vaste overtuiging, dat de critiek, bij de rigting van onzen tijd om zaken der wetenschap te populari- | |
| |
seren, eene verdubbelde roeping heeft, om hier tegen oppervlakkigheid en onvolledigheid te waarschuwen, die ons aan de minder aangename verpligting gehoor deed geven, om haar snoeimes in handen te nemen. Op den stijl willen wij verder geene aanmerkingen maken. De uitvoering is loffelijk, en strekt den Heer fuhri tot eer.
Men zou echter onze beoordeeling verkeerd verstaan, wanneer men meende, dat wij dit werk, al beantwoordt het ook niet aan hoogere eischen, ongeschikt zouden rekenen, om aan aankomende beschaafde leden der gemeente een beknopt overzigt te geven van het verschil tusschen de voornaamste kerkgenootschappen en geloofsbelijdenissen. Die slechts het voornaamste weet van wat hier is medegedeeld, is zeker een knap catechisant, zoo als wij er den Heere liernur vele toewenschen. Onze aanmerkingen hadden geenszins het doel, om van de bruikbaarheid des werks iets af te doen. Zijn Eerw. verdient dank voor de moeite, aan dezen arbeid besteed, en verschooning, dat hij niet meer heeft geleverd. Bij eene tweede uitgave zal er veel kunnen verbeterd worden. Het gebrekkige zijner poging schijnt vooral daaruit voort te komen, dat hij zich niet liever geheel van de leiding van schilling's onvolledig werkje heeft losgemaakt. Het was ons, als had hij gewankeld tusschen de keuze, om of eene populaire verzameling der belangrijkste belijdenisschriften vertaald te geven, of eene comparative voorstelling der verschillende leerbegrippen mede te deelen. Eene vergelijking met winer's Comparative Darstellung zal hem zelven van de leemten zijns werks overtuigen. Laatstgenoemd geschrift had voor zijn plan beter tot modèl kunnen dienen, ook wat de tabellarische overzigten aan deszelfs einde betreft, zoo men althans niet nog beter rekende, een geheel oorspronkelijk werk over de Symboliek, naar de godsdienstige kennis en behoeften onzer landgenooten berekend, te vervaardigen. Voorts geven wij ons oordeel gaarne voor beter, en wenschen ook van deze, gewis voor velen nuttige poging, overvloedige vrucht voor Christelijk geloof en leven.
|
|