Onderscheid tusschen den Franschman en den Engelschman.
Door Lytton Bulwer.
Men kan de verschillende soort van nationale ijdelheid der bewoners dier beide landen best leeren kennen, door de lofredenen, welke de Franschman verspilt over Frankrijk, te vergelijken met de sarkastische bitterheid, waarmede de Engelschman over zijn land spreekt.
Eenige maanden geleden deed ik eene reis naar Parijs. Ik ontmoette er eenen Franschen Marquis, behoorende tot de legitimisten: hij sprak met mij over den tegenwoordigen staat van Parijs, met de tranen in de oogen. Ik dacht het wellevend te zijn, zijne gevoelens toe te stemmen; ik zag echter aan zijn gelaat, dat hij meende beleedigd te zijn. ‘Intusschen, Mijnheer,’ zeide hij, ‘onze gedenkteekens zijn heerlijk!’ - ‘Ik beken het.’ - ‘Wij hebben ontzettende vorderingen in de beschaafdheid gemaakt.’ - Er was geen reden dit tegen te spreken. - ‘Onze schrijvers zijn de grootste schrijvers van de wereld.’ - Ik zweeg hierop stil. - Eindelijk: ‘Welk een ellendige Inchtstreek is de uwe, vergeleken bij die van Frankrijk!’
Ik keerde naar Engeland weder, met eenen Franschman, die twintig jaren vroeger ons land bezocht had; hij bewonderde de verfraaijingen, welke hij in Londen opmerkte. Ik bood hem een' onzer vaderlanders aan. Welk eene schoone