Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1843(1843)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij Vorige Volgende De vlinden in het kerkgebouw. O gij, die op de grafzerk weent, Waar 't koud, vermolsemend gebeent' Van uwe dierb're gade rust, Uw troost eens en uw levenslust, Hef opwaarts 't schreijend oog tot mij, En leer, wat dood en leven zij! - Nog korts was ik een doode pop; Thans stijg ik naar de zuilen op, En, zweefde ik in Gods vrije lucht, Ik nam nog eindloos hooger vlugt. Als pop ligt thans uw doode neêr; Zij slaapt, ontwaakt als vlinder weêr, Werpt dan, als ik, het hulsel af, En stijgt verheerlijkt uit haar graf. IJ. Vorige Volgende