De onmogelijke echtverbindtenis.
Eene romaneske jonge dame, in hare lectuur verdiept, doorwandelde eene romaneske landstreek, en viel daardoor onverhoeds in eene wijde beek, waar zij, hare geringe tegenwoordigheid van geest verliezende, groot gevaar liep te verdrinken. Toen zij voor het eerst de oogen weer opsloeg, lag zij reeds, te huis, in haar bed. Zij verklaarde haren ouderen, dat zij dengenen wilde trouwen, die haar het leven had gered. ‘Dat gaat niet, mijn kind!’ hernam de vader glimlagchend. - ‘Hoe! is hij reeds gehuwd?’ - ‘Och neen; maar uw levensredder is een Newfoundlandsche hond geweest.’