| |
De ervaren Paardendoctor voor den Burger en Landman; of Handboek voor alle in- en uitwendige ziekten der Paarden. Ten dienste van Veeartsen, Smeden, Landbouwers, Paardenkoopers enz. Benevens onderrigting, om den ouderdom der Paarden naauwkeurig te kunnen
| |
| |
bepalen. Door H. Müller. Uit het Hoogduitsch vertaald en met eenige aanmerkingen vermeerderd, door Th.G. Entrup Bavink, Apotheker. Te Groningen, bij J. Oomkens. In kl. 8vo. XXVIII en 442 bl. f 2-40.
De Paardenarts, of de kunst, om zijne Paarden zelf te genezen; naar Francis Clater; nagezien, vermeerderd en verbeterd door B.J.C. Rijnders, Veearts der Eerste Klasse aan 's Rijks Veeartsenijschool te Utrecht. Te Gorinchem, bij J. Noorduyn. In kl. 8vo. XII en 311 bl. f 2-10.
Verhandeling over den Kolder der Paarden, mede uit een geregtelijk veeartsenijkundig oogpunt beschouwd; naar het Hoogduitsch van F. Nüsken; omgewerkt en met vele bijvoegselen vermeerderd door F.C. Hekmeijer, Veearts der Eerste Klasse, Adjunct-Paardenarts, Chef der Veterinaire Dienst bij het Regement rijdende Artillerie. Met eene Voorrede van Dr. A. Numan, Directeur en Hoogleeraar aan 's Rijks Veeartsenijschool, enz. te Utrecht. Te Breda, bij Broese en Comp. In gr. 8vo. IV en 106 bl. f : - 90.
De Heer bavink, de Vertaler van het eerstgenoemde werk, geeft voor redenen van deze vertaling op, dat het zich onderscheidt door de naauwkeurigheid, waarmede de kenteekenen der ziekte zijn opgegeven, de eenvoudigheid van behandeling, de goedkoopheid der aanbevolene geneesmiddelen, de volledigheid van het geheel, en voornamelijk door den zeer populairen, hoogst duidelijken en bevattelijken toon, waarin de Schrijver zijn nuttig werk heeft opgesteld. Wij willen op deze loffelijke hoedanigheden niets afdingen, en willen zelfs den Schrijver toestemmen, dat er in Duitschland gebrek kan zijn aan populaire geschriften over de Veeartsenijkunde, welke aan al de vereischten voldoen, door den gebruiker van zulk een werk billijkerwijze te verlangen. Wij gelooven, dat de Heer
| |
| |
müller er zich ook op toegelegd heeft, zoo veel mogelijk, te vermijden, waarin anderen in dergelijke geschriften misgetast hebben. Eene vijfde oplage, waarvan in eene tweede voorrede gesproken wordt, moge hem tot eenigen waarborg verstrekken, dat zijn boek andere werken van dien aard door orde, rijkdom, duidelijken en volmaakt bevattelijken stijl overtreft; dit alles is echter voor ons nog geen bewijs voor de noodzakelijkheid der overbrenging van dit boek op onzen bodem, zoo als het daar ligt. Wanneer wij Duitschland of de landen, welke daartoe kunnen gerekend worden, ons vertegenwoordigen, dan zullen over die geheele uitgestrektheid nog wel vele zoogenoemde Landveeartsen en Smeden gevonden worden, die geene wetenschappelijke vorming in de Veeartsenijkunde hebben genoten. Zij worden ook bij ons gevonden, en zullen ook nog zoo spoedig niet uitgestorven zijn. Maar hetgeen in sommige gedeelten van Duitschland nog lang eene behoefte zal blijven, kan niet altijd met gelijk regt op ons land toegepast worden.
Is er eene instelling, welke naar den tijd, dat zij bestaat, vele en goede vruchten heeft gedragen, het is de Veeartsenijschool onder het bestuur van den verdienstelijken Dr. en Prof. numan. Reeds schijnt er zulk een aantal behoorlijk opgeleide en wetenschappelijk gevormde Veeartsen aanwezig te zijn, dat eene verbodswet ook over de Militaire Veeartsen heeft kunnen uitgaan, om geen particulier vee meer te mogen behandelen. Indien er nu door in het vak der Schei- en Artsenijmengkunde volstrekt onbedrevene en ook in andere opzigten onbevoegde personen, inwendige geneesmiddelen, waarvan sommige voor een gedeelte bestaan uit vergiftige zelfstandigheden, tegen de longziekte en andere zichten onder het vee verkocht en toegediend worden, (Nederl. Staatscourant, No. 218, 20 Oct. 1841) zoo blijkt evenwel uit deze zelfde Advertentie van het Ministerie van Binnenlandsche Zaken, dat, terwijl het, over het algemeen, aan bevoegde en erkende Veeartsenijkundigen niet schijnt te ontbreken, er nog velen gevonden worden, die, onbevoegd, een uitgebreid
| |
| |
nadeel berokkenen. Wat hiervan zijn moge, een boek, blijkens de voorrede geschreven voor leeken en voor Veeartsen, zelfs ook voor hen, welke geene wetenschappelijke vorming hebben genoten, treft geen doel. Het zal, ingerigt voor Veeartsen, steeds den leeken te veel geven, en, waar de leeken meer op het oog gehouden zijn, de behoeften der Veeartsen niet vervullen. Ware het voor Veeartsen alleen bestemd, dan zoude het zoowel ter zijde kunnen staan van het Handboek van den Hoogleeraar a. numan, als van elk ander boek van dien aard; nu zal het zijne plaats missen.
Wij houden het er voor, dat door soortgelijke geschriften de pogingen der Veeartsenijschool meer tegengewerkt dan bevorderd worden. De kwakzalverij wordt toch buitendien in ons land, zoo wel omtrent den redelijken mensch als omtrent het redelooze vee, nog genoeg in de hand gewerkt. Wilde men eigenlijk nut stichten, of liever landlieden, die verre af wonen van de plaatsen, waar Veeartsen gevestigd zijn, te gemoet komen, men zoude voor dezen eene zeer eenvoudige handleiding kunnen schrijven, om, in spoed vereischende gevallen, voor zoo verre de ziekte dan kenbaar is, eenvoudige en geen nadeel berokkenende hulpmiddelen te bezigen. Waar het om wezentlijke ziektekennis te doen is, zou daar niet desgelijks toepasselijk zijn hetgeen de Schrijver omtrent de meest gewone heelkundige operatiën zegt: ‘Ter verrigting van dezelve, zelfs van de minbeduidende, als het aderlaten, het leggen van den haarband of de etterdragt of van de fontenel, zijn technische kennis en anatomische bekwaamheid noodig.’ Zal deze minder noodig wezen b.v. bij de behandeling der longontsteking, wanneer zij in een longgezwel of in eene verharding der longen is overgegaan? bij de leverontsteking? (bl. 73) enz.
Na dit in het algemeen gezegd te hebben, zullen wij in geene bijzondere beoordeeling van het werk treden. Het komt ons voor, over het geheel, duidelijk, eenvoudig en beknopt geschreven te zijn, en het kan ook wel aanleiding geven tot de betrachting eener doelmatige spaarzaamheid;
| |
| |
maar voor het overige bevat het of te veel of te weinig, - een gebrek van alle soortgelijke boeken, tot een tweeledig doel bestemd. Bij het voorschrijven van geneesmiddelen, zoowel voor menschen als dieren, (zelfs deze zijn aan Mode en Etiquette te dezen onderworpen) heerschen hier en daar nog te veel kwistigheid, overdaad en noodelooze omslag; ook in dit opzigt mag op meerdere bezuiniging aangedrongen worden. 45 aanmerkingen van den Vertaler vergezellen het oorspronkelijke werk van den Schrijver, en op bl. XXVI bepaalt de eerste de aandacht der lezers bij de voornaamste. Het verwonderde ons, onder deze eene opheldering van het instrument genaamd Trocar (Troisquart) te vinden; voor den Veearts is zij overtollig, voor den leek, volgens het aangehaalde gevoelen van den Schrijver zelven, (bl. IV) mede onnoodig.
Het werk zelf wordt door eene inleiding voorafgegaan, waarin vooral wordt gesproken van heelkundige kunstbewerkingen! Voorts wordt het in vier afdeelingen verdeeld, waarvan de eerste de inwendige ziekten der paarden behandelt; de uitwendige ziekten leest men in de tweede; de gebreken en ziekten van den hoef in de derde; de erkenning des ouderdoms in de vierde. Met een aanhangsel wordt het geheel besloten.
Indien herhaalde uitgaven van de waarde van een boek stellig getuigen, dan zouden deze ter gunste spreken van den Paardenarts van francis clater, welk werk in Engeland, blijkens den eersten Vertaler, eenentwintig malen herdrukt en ook in het Hoogduitsch is vertaald geworden. De Heer rijnders biedt ons daarvan den door hem bewerkten tweeden druk aan. Beiden zijn echter niet uit het Engelsch overgebragt, maar de eerste Nederduitsche uitgaaf bij s. de visser, te 's Gravenhage, 1826, is naar de Hoogduitsche vertaling van den Majoor von tenneker bewerkt, hetwelk ook op den titel vermeld wordt. De Nederduitsche Vertaler had ook eenige der aanmerkingen van dien Majoor, doch met bekorting, overgenomen.
De Heer b.j.c. rijnders, die de tweede uitgaaf be- | |
| |
zorgd heeft, noemt haar nagezien, vermeerderd en verbeterd. Desniettegenstaande is de tweede uitgaaf minder lijvig door den meer zamengedrongen druk, hetwelk aanprijzing verdient. De Heer rijnders zegt daarenboven in de voorrede tot den tweeden druk, dat hij dit boek overeenkomstig de vorderingen in de veeartsenijkundige wetenschap veranderd en omgewerkt heeft.
Ook deze Paardenarts schijnt met de bedoeling geschreven, om tevens den landman en paardenliefhebber in de gelegenheid te stellen, zijne paarden, in geval van ziekten, gepaste hulp te kunnen toebrengen. Of evenwel deze Paardenarts ook in deze behoefte zal kunnen voorzien, wordt door ons in twijfel getrokken, en wel om de meer wetenschappelijke strekking. Deze laatste eigenschap zal echter des te voordeeliger op hen werken, voor welke dergelijke boeken eigenlijk alleen geschikt zijn, namelijk voor Veeartsen; want dat er nog steeds veel geknoeid wordt, blijkt maar al te zeer. Het verbod aan de Militaire Paardenartsen, om niet te mogen practiseren, zal ook, vreezen wij, der kwakzalverije nieuw voedsel geven. De geest, die zulke dwangmiddelen uitlokt, pleit niet zeer voor den stand der wetenschap, noch voor de gezindheid der kunstoefenaren.
Daar de Heer rijnders de vertaling verbeterd heeft, zoo als onder anderen ook uit Hoofdst. XVII kan blijken, zoo ware het wenschelijk geweest, dat hij de nog overgeblevene aanmerkingen van den Hoogduitschen Vertaler in den tekst, zoo als men dit noemt, over het geheel hadde opgenomen. Het is toch geene vertaling naar het oorspronkelijke. Het ontbreekt verder ook niet aan aanteekeningen van genoemden Heer, die doorgaans zeer gepast zijn. Hoe moeijelijk het is, dergelijke boeken ook voor hen dienstig te maken, die geene Veeartsen zijn, blijkt uit het vermelde XVIIde Hoofdstuk, alwaar over de onware of passive longontsteking, ook astenische (asthenische) genaamd, gesproken wordt. Het denkbeeld eener onware ontsteking is op zichzelf reeds zoo moeijelijk.
Het werk is in XXXII Hoofdstukken verdeeld, en be- | |
| |
handelt de daarin vermelde onderwerpen op eene bevattelijke wijze voor hen, die door onderwijs vatbaarder zijn geworden.
Uit deze en soortgelijke proeven blijkt van de ook hier aanwakkerende zucht, om voor de Veeartsenijkunde wetenschappelijk werkzaam te zijn, hetwelk de Heer rijnders door deze herziening eener vroegere vertaling, met eigene bijvoegsels, toont.
Denzelfden weg betreedt desgelijks de Heer hekmeijer, bij wiens pogingen, om nuttig te zijn, wij mede nog eenige oogenblikken moeten blijven stilstaan.
Het door dezen vertaalde werk onderscheidt zich, behalve de meer wetenschappelijke strekking, ook nog door een' zeer netten en sierlijken druk.
De aanprijzende Voorrede van den Hoogleeraar numan doet den Heer hekmeijer kennen als een' zijner vroegere ijverigste en bekwaamste leerlingen, die ook na het verlaten der school, waar hij werd opgeleid, steeds in de wetenschappelijke beoefening der Veeartsenijkunde vlijtig voortgaat. De bijzonderheden, welke de Heer numan omtrent de bewerking dezer Verhandeling van nüsken aanhaalt, strekken mede daarvan ten bewijze. Door zulk eene wijze van bewerking heeft de Heer hekmeijer zich niet enkel tot vertalen bepaald. Het doet ons leed, dat iemand, die uit zijne praktijk zulke belangrijke resultaten trok, als onder anderen, dat de kolder onder de kavalleriepaarden menigvuldiger voorkomt dan onder de burgerpaarden, in zijne nuttige nasporingen voortaan belemmeringen ondervinden zal, dewijl ook den Militairen Veeartsen de zoogenoemde burgerpraktijk heeft moeten verboden worden. De belangen van de burgerlijke Veeartsen zullen er door begunstigd, die der kunst er niet door bevorderd worden. Wij hopen echter, dat de Heer hekmeijer, in afwachting van gunstiger beschikkingen, op den ingeslagen weg zal voortgaan.
Deze Verhandeling heeft ook aanspraak op onderscheiding, dewijl zij een tot dusverre ongewoon onderwerp be- | |
| |
handelt, de gesteldheid van het paard uit een geregtelijk geneeskundig oogpunt. Uit welk oogpunt echter beschouwd, is de kolder bij het paard eene zeer belangrijke ziekte, die, veelvuldig voorkomende, echter uit een wetenschappelijk oogpunt nog niet behoorlijk gewaardeerd wordt.
Na eene doelmatige inleiding, begint de Verhandeling met algemeene aanmerkingen over den kolder; waardoor onder anderen ook de erfelijkheid dezer ziekte bewezen wordt; eene zeer belangrijke opmerking. In de tweede afdeeling wordt de kolder in het bijzonder beschouwd, de verschijnselen aan den stillen kolder eigen; de voorboden, met beschouwing der wijzigingen van den kolder, ook in meerderen of minderen graad. Hierna wordt de razende kolder behandeld, en deszelfs ontleedkundig onderzoek; vervolgens worden de oorzaken onderzocht, en dit onderzoek tot de naaste oorzaak uitgestrekt. Ondanks de kunde, hier aan den dag gelegd, gaat het hier als overal bij het nasporen der naaste oorzaak. In het gemis dier ontaardingen, welke bij den krankzinnigen mensch gevonden worden, (bl. 55) zien wij, bij overeenstemming in den grondvorm, echter ook eene in de bewerktuiging uitgedrukte wijziging, waardoor de redelijke mensch meer is dan een tot meerdere volmaaktheid langzaam opgeklommen diermensch. Met het beloop, de onderkenning, de voorzegging en uitgangen en geneeswijze houdt de Vertaler ons verder bezig. Hierbij worden nog eenige gronden behandeld, waarom deze ziekte somtijds onvatbaar is voor eenen tijd van waarborg in geval van koop en verkoop. - Het getal aanteekeningen van den Heer hekmeijer is niet gering. De meeste dragen blijken van meer dan gewone kunde, van een voortgezet streven naar meerdere kennis, van eenen welbesteden tijd. De moeite en zorgen, door Prof. numan aan zijn Instituut besteed, worden door meerdere kweekelingen van dezen aard beloond! Zij zullen strekken tot nut in de maatschappij, tot eer der wetenschap, en tot eene aangename herinnering voor hunne Leeraars.
|
|