(plura, quae nitent in carmine)? Wij gelooven het niet. Misschien zou men het echter aan vitlust, partijdigheid, zucht tot hekelen, en wat niet al, toeschrijven, wanneer wij dit zonder nader bewijs zeiden. Wij zullen alzoo het Dichtstuk eenigzins doorloopen, en onze aanhalingen mogen het verantwoorden, in hoeverre wij regt hebben, om van veel berijmd proza, stoplappen, onachtzaamheid in taal en uitdrukkingen enz. te spreken.
Vooraf zij gezegd, dat het gedicht in acht, of, zoo men Voor- en Slotzang medetelt, tien Zangen is afgedeeld, alle met zoogenoemde Fransche titels voorzien, zoodat men ruim zeventig bladzijden gedicht, overigens opdragt, voorberigt, titels en wit papier bekomt.
De Voorzang begint:
Spanje was geheel gewapend, Eng'lands heirmagt op de been,
Om door krijg een twist te scheiden, daar geen schikking moog'lijk scheen:
Slechts één middel bleef nog over: 't was een huw'lijk voor te slaan,
Dat met beider wenschen strookte - en dien echt werd aangegaan.
Niet zeer poëtisch uitgedrukt; maar 't is eerst een begin, en misschien zal de slotzang zoo hoog gaan, als de voorzang laag. Dat zullen wij straks zien.
Eleonore dan werd verbonden ‘aan
hendrik's oudsten zoon.’ Hoezeer ‘door staatkunde ook verbonden, die op hart noch neiging let,’ zij beminden elkander en waren gelukkig. Maar
eduard moet ten kruistogt. Vrouwlief is daarover zeer bedroefd; intusschen zij vormt ‘een
rein en edel,
En dit
harer waardig, doet het hart van wellust slaan.
Zij had gelijk ook, want:
Wie zal ' t malen al het lijden, wie maalt hier de droeve smart?
Wat was nu dat
?
Eerste Zang. Eleonore wil mede naar het Heilige land trekken. Eduard is er tegen. Men besluit eenen ouden pelgrim om raad te vragen:
De grijsaard, dieper aangedaan,
Dan 't vorstlijk paar hem waande,