toby aan Neef zacharias de hand zou geven. De overige personen - zij vullen het boekje, gelijk zij het vignet op den titel vullen. De Schrijver heeft het, in navolging van meer hedendaagsche lach-schrijvers, schrikkelijk op de Doniné's geladen. ‘Dominé's komen in geen gasthuizen, waar soms aanstekende ziekten zijn, en wat slag zon het voor de kerk van Christus wezen, als Dominé viel,’ en wat daar voor bijtende scherts meer volgt. Zoo zullen ze er zijn, wij kunnen het gelooven; maar toen de Schrijver hier aan zijne scherpe pen den vrijen loop liet, heeft hij waarschijnlijk niet gedacht aan den opofferenden moed, waarmede waardige Godsdienstleeraars de Cholera-huizen bezocht hebben, en wij zouden nog meerdere voorbeelden kunnen noemen, waardoor deze algemeene en losse beschuldiging wederlegd werd. Enkele onwaardigen kunnen evenmin eene vlek op den geheelen stand werpen, als één bromminck (of hoe hij heusch mag heeten) het genre, waarin hij schrijft, kan in minachting brengen. ‘Maar mijn lieve Mijnheer! uw geschrijf loopt zoo wild door elkander, het gaat mijn verstand te hoog.’ (Bladz. 81.) - Nu, die het boekje wil goedkeuren, keure het niet af. De Schrijver zegt dat zelf.