Historische en Romantische Tafereelen; door A. Buchner, geb. Kannegiesser. Te Breda, bij F.P. Sterk. 1842. In gr. 8vo. 392 bl. f 3-60.
Het eerste dezer Tafereelen heet: eene wandeling in het Valkenberg te Breda, en bevat in een' hoogst gezwollen stijl herinneringen van het voornaamste, dat met dit gebouw en sommigen van deszelfs eigenaren en bewoners gebeurd is. Daarna volgen twee Romantische Tafereelen. Het eerste, Eliza, is de geschiedenis eener vrouw, die, door eene onvrouwelijke opvoeding bedorven, daardoor een trotsch, eigenzinnig, bij al hare bekwaamheden ondragelijk schepsel werd, onvatbaar om het ware aardsche geluk te genieten of te verspreiden, overeenkomstig de bestemming der vrouw. Het is nog al onderhoudend geschreven, maar is te zeer ontbloot van vinding en doel, om veel indruk te wekken. Meer dan de helft van het boekdeel wordt ingenomen door: de Antiquarius, een zeer langdradig, onbeduidend verhaal, waarin ook al zulk eene onvrouwelijke vrouw voorkomt, en dat hier en daar, b.v. in de gesprekken van Tante Gundel, tot de allerlafste beuzelpraat afdaalt, of zich ook nu en dan tot geleerde uitweidingen wil verheffen, die door weinigen zonder verveling zullen gelezen worden. Indien, zoo zouden sommigen het zeggen, de Dame gebuteerd heeft, het ennuyante van eenen ariden kamergeleerde te doen paraderen, dan is zij éclatant gereüsseerd; want haar verhaal, zeggen wij er bij, is even vervelend als haar bewonderaar der oudheid.
Het moeit ons, geen gunstiger oordeel te kunnen uiten over het werk van iemand, die door de gunstige ontvangst van vorigen letterarbeid (ons onbekend) aangemoedigd werd tot het uitgeven dezer ‘vruchten van eenzame uren’; vooral moeit ons dat, omdat wij met eene Vrouw te doen hebben. Maar de eerbied voor het schoone geslacht mag ons oordeel niet verkloeken, en wij zouden, ook uit het oogpunt van wellevendheid beschouwd, misschien vele lezeressen bedriegen, wanneer wij, ten onregte, om ééne schrijfster, het boek aanprezen. Van de tallooze drukfouten spreken wij niet. De Schrijfster moest eenen beteren corrector gekozen hebben; maar zij vergeve het ons, dat wij des klammen hands (161), dood van de deugdzame socrates (168), den militaire loonbaan (299), en zoo konden wij wel twintig voorbeelden aanhalen, moeijelijk tot de drukfouten rekenen kunnen. Die als auteur wil optreden, moet meer van de taal weten. De rekening, dat leonardo da vinci omstreeks de helft der