Met volle regt gebruikt hij dit woord. Hij heeft het gronddenkbeeld uit dezen dichter genomen, maar overigens ontwikkelt hij het op zijne eigenaardige manier. Het zijn zeer vrije navolgingen, en die bij deze vrijheid op sommige plaatsen toch weder eene wonderbare getrouwheid voegen, en over het geheel als proeven mogen dienen, op welke wijze de satyren der oude dichters voor ons publiek zouden behooren te worden overgebragt.
De eerste dezer Zedelijke Vertoogen, Oordeelvellen getiteld, is eene navolging van horatius Sat. I. 3. Zeker, weinige gebreken zijn zoo algemeen, en met regt mag engelen zeggen, dat de fout, die voor tweeduizend jaar te Rome algemeen was, ook in ons vaderland maar al te veel heerscht, en zal blijven heerschen, zoo lang er menschen zijn. De geestige waarschuwingen van den Latijnschen dichter zijn zoo gelukkig overgebragt en op ons en onze dagen toegepast, dat niemand hier aan eene navolging zou denken, indien hij niet het oorspronkelijke van horatius naast zich legde en met het Hollandsche vergeleek. De voorbeelden zijn zoo gelukkig gekozen, en de losheid en gemakkelijkheid der versificatie zoo juist naar het onderwerp berekend, dat wij ook hier weder, gelijk in meer stukken van den Heer engelen, levendig gevoelen, met welk een goed gevolg hij zijnen meester bilderdijk heeft bestudeerd en hem deze kunst van navolgen, zoodat het schier oorspronkelijk wordt, heeft afgezien.
Schijn en zijn is de titel van het tweede stuk, aan hetwelk de zestiende brief uit het eerste boek van horatius ten grondslag ligt. Daarin wordt de noodzakelijkheid gepredikt, om niet alleen te schijnen, maar ook te zijn, waarvoor men zich uitgeeft of gehouden wordt. Alleen hij, die wezenlijk braaf is, kan zich zoowel boven den lof, als boven den smaad der wereld verheven achten. Uitwendig vertoon alleen heeft hier geene waarde, evenmin als de ware deugd daar gevonden wordt, waar het kwade enkel uit vrees voor straf wordt nagelaten.
De rot is eerlijk ook, maar vreezend voor den val.
Waarom ontziet de wolf de vette lammrenstal,
Of pleegt de looze vos geen eend- of hoenderslagting?
Uit vrees voor klem of seis, maar niet uit pligtsbetragting.
De waarlijk brave man onthoudt zich van het kwaad,
Wijl hij de deugd bemint en de ondeugd schuwt en haat;