gaans vrij goed; en, ofschoon onzen oosterwijk bruyn en anderen, die hiervan proeven leverden, niet nabijkomende, zijn echter stukjes, zoo als: de Godentwist, Esopus, Dwaas en Blind, wel in den trant. Jammer maar, dat wij in zoo veel stukjes regels en uitdrukkingen ontmoeten, die meer triviaal dan burlesk, ja nu en dan onkiesch zijn. Rec. vindt ze in het Glazen-oog en in regelen uit de Snuif en de Pijp. Men is in beschaving en smaak te veel gevorderd, om produkten in den trant van jan de regt of focquenbroch mooi te vinden; vooral wanneer het eenigzins triviale niet door het Huygensiaansch puntige of Catsiaansch leerzame vergoed wordt.
Van dat Hollandsch Overlijdensberigt en het Evangelie van den dag wil Rec. liever niets zeggen: hij komt er zonder omwegen voor uit, dat deze stukjes gansch niet in zijnen smaak vallen. De Heer nolet houde hem eene aanmerking ten goede: de taal der Dichtkunst is te verheven, om koffijpraatjes voor hare onderwerpen te kiezen; ernstige zaken zijn te heilig, om ze in een luchtig rijmpje te behandelen; en de smaak van den Heer nolet is te beschaafd, dan dat hij niet zelf, na deze aanwijzingen, gevoelen zoude, welke stukken beter waren geweest niet in het bundeltje op te nemen.
Het andere aangekondigde stukje: Het Graf der twee Gelieven, is eene Legende, aan de schriften van den h. gregorius ontleend. Zij zag het licht in den jare 592, en de personen, in dezelve aangehaald, leefden in het jaar 390 van onze tijdrekening. Rec. wil hier het meerdere of mindere geloof aan de beschrijvingen van het leven van Heiligen en Martelaars niet bestrijden. Göthe, schlegel, herder en anderen hebben vele derzelven eene dichterlijke inkleeding waardig geacht. Men herinnere zich ook, welke bevallige en roerende proeven door tollens, in zijne vertaalde Romancen, Balladen en Legenden, hiervan geleverd zijn.
Wat de keus nu van den Heer nolet betreft, om juist zulk een verhaal te nemen, laten wij voor rekening van zijnen smaak. Over het oorspronkelijke opstel van gregorius, door den Heer nolet achter zijn gedicht gevoegd, wil Rec. niet in het breede uitweiden. Het komt hem wel voor, dat een meisje, hetwelk op den dag van haar huwelijk haren bruidegom met tranen in de oogen tegenkomt, en zegt, dat zij van hare kindsche jaren af eene gelofte heeft