Het zichzelven verdrukkend Sion in Nederland onder het oordeel Gods, beschouwd in eene klagte tegen het onregtvaardig uitoefenen der kerkelijke tucht, en deszelfs verwoestende gevolgen in de Christelijke afgescheidene Gemeente te Amsterdam. Door A. van den Brink, Lidmaat derzelve Gemeente. Te Amsterdam, bij B.J. Hoogkamer. 1842. In gr. 8vo. 95 bl. f : - 60.
Wie lust heeft tot het lezen van de onzinnigste dweeperij, koope dit vlugschriftje, en wie nog niet vóór het bereiken der helft oververzadigd is, die verdient den lof des gedulds nevens job. Iets ter proeve:
‘De ouderling middel, zijne toestemming gegeven hebbende, om den volgenden Donderdagavond zulks te doen (iemand te bezoeken), zoo bepaalde de Heere hem Dingsdag, Woensdag en eindelijk des Donderdags morgens met bijzondere kracht bij Ps. LVIII:2.’
‘Toen ik nog een onnoozel kind was, leefde ik altijd als onder het alziend oog; de Heere zag alles, en wist alles.’ [later niet??] ‘Zoo was het dan, als ik eens op zekeren avond te bed liggende, wenschende des morgens vroeg op te staan, en niet wetende, hoe ik zou wakker worden, dacht, ik zal het aan den Heere vragen, dat die mij moge roepen, zoo als ik ook deed; en juist op dien tijd, als ik gebeden had, werd ik tot tweemaal bij mijn naam genoemd. Dit nu was ik geheel vergeten’ ‘[hoe is 't mogelijk?] en toen nu de Heere er mij bij bepaalde, was het mij, alsof ik nog op dat plaatsje lag, toen de naam van arend mij als door de ooren klonk, en ik behoefde nu niet meer te vragen, of ik een geroepene was.’ (De man had getwijfeld, of hij een geroepene was in den bij de vromen aangenomen zin, niet iemand, die, zoo als men zegt, gepord wordt.)
Wat is dat nu? domheid, dweeperij, of Godslastering? Het heeft veel van het laatste, en dat men zulke dwaasheden in de Gemeente der Afgescheidenen te Amsterdam te