| |
De Gheber, een Fragment van een Turksch Verhaal. Naar het Engelsch van Byron, door W.v.d.W.V. Te Leiden, bij H.W. Hazenberg en Comp. In gr. 8vo. IV en 75 bl. f 2-40.
In No. IX van het vorige jaar gaf Rec. eene beoordeeling van den Gjouwer van ten kate, en zeide daarbij, dat hij verwacht had, nog eene andere vertaling van dit dichtstuk van byron ten zelfden einde te zullen ontvangen. Kort na de plaatsing dier aankondiging werd hem ook het stuk toegezonden, waarover hij dan zijn gevoelen moet zeggen.
Gunstig werd hij vooringenomen door datgene, wat hij in de Voorrede las. De Vertaler verklaart, het nonum prematur in annum van horatius te hebben behartigd, en zijne Vertaling, het werk van jeugdige geestdrift voor den En- | |
| |
gelschen Dichter, later tweemalen te hebben omgewerkt; stroeve constructiën en harde verzen verontschuldigt hij met zijne zucht, om zoo weinig mogelijk van het origineel af te wijken. Zietdaar twee loffelijke eigenschappen, de zucht om zijn werk te volmaken, en die om getrouw het oorspronkelijke terug te geven; twee punten, waarin hij gunstig afsteekt bij den Heer ten kate, die zich haast met alles, wat hij dicht, in het licht te zenden, en die er zich weinig over bekommert, of hij zelfs den toon en trant van den oorspronkelijken Dichter teruggeeft.
Wanneer wij nu vragen, hoe de zich niet uitdrukkelijk noemende Vertaler zich van zijne taak heeft gekweten, zoo moeten wij hem in het algemeen den lof toezwaaijen, dat hij in de daad getrouwelijk het stuk van byron heeft zoeken weder te geven. Op vele plaatsen geschiedt dit bijna woordelijk. Ziet hier een uit vele voorbeelden:
With sabre shiver'd to the hilt,
Yet dripping with the blood he spilt,
Yet strain'd within the sever'd hand
Which quivers round that faithless brand;
His turban far behind him roll'd
And cleft in twain its firmest fold;
His flowing robe by falchion torn
And crimson, as those clouds of morn,
That, streak'd with dusky red, portend
The day shall have a stormy end enz.
't Zwaard sprong tot aan 't gevest van een,
Maar bloed kleeft om de splinters heen;
Schoon afgebrokkeld en vergruisd,
Blonk nog het lemmer in zijn vuist;
Ginds lag zijn tulband in het zand
Doorkloofd tot op den gouden rand;
Verscheurd door 't staal was zijn gewaad
En rood, als de Ooster dageraad,
Als hij voorspelt, met strepen vuur,
Den storm, die woedt in 't avonduur.
Wil men ter vergelijking eenige regels zien, waaruit men met vrij veel billijkheid de getrouwheid kan beoordeelen, waarmede ten kate, en waarmede de ongenoemde Vertaler is te werk gegaan, Rec. wil ten voorbeelde kiezen eenige
| |
| |
regels, in zijne vroegere aankondiging ook aangehaald. Het Engelsch heeft:
Waste not thine orison; despair
Is mightier than thy pious prayer.
I would not, if I might, be blest;
I want no paradise, but rest.
Ten kate vertaalde:
Wat prevelt gij met dof geluid
Uw vrome paternosters uit?
De wanhoop, die mijn hart verplet,
Is sterker, dan uw smeekgebed.
Al mocht ik, 'k zou geen hemellust,
Die 't vuur terugriep op mijn wangen,
Geen heil, geen zegening verlangen;
'k Behoef geen paradijs, maar rust.
De ongenoemde:
Verspil uw taal niet; want uw vroom gebed
Heeft minder magt dan 't leed, dat mij verplet.
Al kon zulks, 'k heb in 't zalig zijn geen lust,
Geen paradijs begeer ik, - enkel rust.
Rec. prijst deze getrouwheid hoogelijk; zij geeft ons een veel beter denkbeeld van byron's poëzij, dan de verwaterde en opgesmukte verzen van ten kate. Byron's trant was kort, krachtig, afgebroken zelfs; en wie dat uit zijne stukken wegneemt, berooft hem van eene eigenaardige schoonheid. Op enkele plaatsen intusschen komt het Rec. voor, dat de ongenoemde Vertaler zijnen auteur niet regt heeft verstaan. Zoo zijn de regels:
Far, dark, along the blue sea glancing,
The shadows of the rocks advancing
Start on the fisher's eye like boat
Of island-pirate or Mainote.
door ten kate zeer goed vertaald:
Ver werpt de hemelhooge rots
Heur schaduw over 't golfgeklots,
Die zich vertoont gelijk de boot
Van een vrijbuiter of Mainoot,
| |
| |
waarin wij alleen het hemelhooge zouden willen missen. Maar de ongenoemde verstond blijkbaar den zin niet, en gaf ook geen' zin, als hij zegt:
Ver langs de blaauwe golven blinkend,
En dan weer achter klippen zinkend,
Schijnt het den visscher als een boot
Van eilandroover of Mainoot.
Zoo is ook des Dichters denkbeeld geheel niet uitgedrukt bl. 44:
Wordt droefheid opgevolgd door eenzaamheid,
Klein is de rust, die zij in 't hart verspreidt;
De ledigheid, die in den boezem huist,
Zoude elken schok zelfs danken, die vergruist.
De tweede regel drukt flaauw uit, wat byron bedoelt:
Release from pain is slight relief.
Maar de twee laatste regels zeggen iets geheel anders:
The vacant bosom's wilderness
Might thank the pang that made it less.
Liever een nieuw hartzeer voelen, dat die verlatenheid minder maakte, dan zoo verlaten te blijven! Dat is de zin, dien ten kate, schoon omschrijvende, beter heeft uitgedrukt:
De dorre woestenij van 't harte
Zou smachten kunnen naar 't verdriet,
Dat weder de opgedroogde bron
Der zielsgevoelens vullen kon.
Voor de twee laatste regels zou men iets anders wenschen, al ware het alleen, omdat zij eene ongelukkige uitwerking van het gebruikte beeld zijn; maar de bedoeling des Dichters is hier goed gevat. Nog een voorbeeld. Bl. 59:
Zijt gij, geliefde, thans geheel van aard verkeerd,
Dat ge u mijn oog vertoont en toch mijn smart vermeert?
Was ooit uw liefde zoo onmenschlijk koud?
Ik lijd niet meer, zoo 'k u in de armen houd,
U, de eenge hoop, waar 'k ooit op heb vertrouwd!
| |
| |
Hier is de bedoeling geheel niet gevat, of althans geheel niet uitgedrukt:
And art thou, dearest, changed so much,
As meet my eye, yet mock my touch?
Ah, were thy beauties e'er so cold,
I care not, so my arms enfold
The all they ever wish'd to hold.
De Gheber verbeeldt zich zijne geliefde te zien; hij wil haar omarmen, maar omvat een ijdel niet. Zijn oog ziet haar dus; maar haar voelen kan hij niet. Dat drukt hij in den tweeden regel uit. Kon hij haar slechts omarmen, al was zij (haar lijk) dan ook nog zoo koud, dat zou hem niet afschrikken.
Zooveel wat de getrouwheid der vertaling betreft. De Dichter zelf verontschuldigt met zijne zucht, om getrouw over te brengen, de harde en stroeve verzen, die er mogten zijn overgebleven. Rec. moet erkennen, dat er nog al eens enkele regels voorkomen, die zulk eene verontschuldiging behoeven. Doch over 't geheel draagt het stuk blijken van ook in dit opzigt met zorg behandeld te zijn. De groote aanmerking zou zijn, dat er nog al eens een en ander wordt gevonden, dat om het lieve rijm daar staat en er niet behoorde te staan. Zoo leest men bl. 6 een vonk van vroegere faam, waar vuur moet worden gelezen; bl. 10: Gij draagt - de blijken, om op ontwijken te rijmen; t.z.p. voorbijsnelde en toen nederdook, in strijd met den zin, om te rijmen op spook; bl. 13:
Dat tijdstip, dat zijn lot besloot,
Wie meet de lengte, die 't hem bood?
regels, die, even als de onmiddellijk voorafgaande, hoogst gebrekkig zijn. Bl. 19: elke vingerdruk, die kleefde, om op streefde te rijmen; bl. 51 voor that love was mine, dan droeg ik steeds haar teeken; platheden vindt men elders, b.v. bl. 52: men zag haar heel zijn leven; t.z.p. om 't laag genot naar hooger kring te streven; bl. 54: al mijn doen en laten, enz. enz.
Al deze voorbeelden, die gemakkelijk te vermeerderen waren, vooral als men stootende regels en harde constructiën wilde opzoeken, toonen, dat de Vertaler het werktuigelijke
| |
| |
der kunst niet altijd in zijne magt heeft. Het is niet genoeg, dat hij den zin getrouwelijk wedergeeft; hij had ook meer en doorgaande moeten toezien, dat de gekozene uitdrukkingen en woorden waardig, niet te plat of te gemeenzaam waren. En dat dit niet altijd is geschied, daarvan mogen de aangehaalde regels het bewijs leveren.
Met dat al staat, onzes inziens, deze vertaling boven die van ten kate. Aan deze laatste laten wij gaarne het regt wedervaren, dat zij fraaijere en meer vloeijende verzen levert; maar van byron's dichttrant, vooral ook in dit stuk, geeft zij ons geen denkbeeld. Dat krijgt men veel meer door de getrouwe, maar niet zelden eenigzins stroeve vertaling van W.v.d.W.V. Kon deze zich eene meerdere gemakkelijkheid van versbouw eigen maken, hij zou ons uitstekende bewerkingen van vreemde dichtstukken kunnen geven; en gaarne betuigen wij onze hoop, dat hij het bij dezen eersteling niet zal laten blijven.
|
|