oude voorstanders van oranje; aan zijne onvermoeide pogingen, om, door begunstiging der nijverheid, België, door de vestiging en eigene ondersteuning der Handelmaatschappij Noord-Nederland te doen bloeijen, en beider bevolkingen met elkander te verbroederen; aan den ijver, waarmede hij de staatszaken behartigde, de welwillendheid, waarmede hij elk aanhoorde; kortom, aan zijne toegankelijkheid voor het volk, en de wijze, waarop hij het jaren lang aan zich wist te boeijen. Wij erkennen, dat noch de Staten-Generaal, noch de Natie geheel zijn vrij te pleiten van medepligtigheid aan de dwaling eerst eener te onbepaalde vergoding van den geliefden Vorst, daarna eener te lang volgehoudene volharding in het niet willen aannemen der 24 artikelen. Wij erkennen, dat de oppositie eerst regt heeft veld gewonnen, nadat gebleken was van 's Konings voornemen tot een tweede huwelijk, en wel met de Gravin d'oultremont. Doch tot verdediging, althans tot verschooning van Noord-Nederlands Staten-Generaal en bevolking, valt echter niet weinig tegen den Schrijver aan te voeren. De volksvertegenwoordigers en de meerderheid der bevolking van Noord-Nederland waren veelal overdreven monarchaal en ministerieel gedurende de vereeniging met België, omdat zij bij de Katholijke oppositie de geheime bedoelingen der Jezuiten, en bij de Liberale oppositie den invloed der Fransche Propaganda vreesden. Van de uit Ultramontanen en Jakobijnen zamengevloeide Unionisten waren zij niet minder afkeerig. Daar men nu kiezen moest tusschen schragen of omverwerpen der bestaande Regering, deed dit menigeen ja zeggen, waar hij, in andere omstandigheden, neen zou hebben gezegd; even gelijk, bij de eenparige verwerping van het budget in
1840, velen neen hebben laten hooren, die in andere, dan de toen opgekomene omstandigheden, het ja zouden hebben uitgesproken. Men heeft den Koning helpen volharden, het is zoo; maar men meende in hem den Grooten Zwijger te zien, die meer wist, dan de Staatkunde hem toestond mede te deelen. Derhalve gevoelde men zich diep gegriefd, toen het scheen te blijken, hoe eene ongegronde hoop op onwaarschijnlijke kans de reden der volharding was geweest, en men kreeg berouw over een vertrouwen, dat uit edelmoedige en vaderlandsche beginselen ontstaan was. Men ergerde zich over het voorgenomen huwelijk met eene Belgin van afkomst en eene Roomschgezinde van geloof.