komen, dan het toen in ons No. IX, bl. 368-370, aangekondigde, dat dus bezwaarlijk een jaargang heeten kan, waardoor men immers doorgaans eene reeks van Stukken verstaat, die in den gang of loop van hetzelfde jaar uitkomen. Hoe dit zij, de Schrijver en Verzamelaar geeft thans weder een dergelijk boekje, dat de volgende bladen van denzelfden aard en geest in zich bevat: 1. Iets over de geestelijke ellende eener ongelukkige volksmenigte in ons midden, dat is in de stad Groningen, zoo als men er in andere, vooral in groote steden zeker ook vinden zal. De door zijn Eerw. in deze opgedane ervaring is gewis treurig; maar dit is dan nu ook de donkere schaduwzijde van het godsdienstig leven aldaar: doch indien men nu eens al degenen, bij welke het iets, bij welke het veel, bij welke het zeer veel beter, bij welke het voortreffelijk is, tegenoverstellen kon, zou men dan wel niet eene heldere lichtzijde te zien krijgen, waarover men zich, bij alle menschelijk gebrek en onvolkomenheid, verblijden zou? Maar het veelvuldige stille goede, dat in het midden ligt, wordt dikwijls niet opgemerkt, ja kan het menigmaal niet worden, want het blinkt of springt niet in het oog: de uitersten alleen trekken de aandacht. - 2. Laat ze beiden zamen opwassen tot den oogst. Eigenlijk eene stichtelijke Leerrede over deze woorden. - 3. Iets over de voortdurend hervormende kracht des Christendoms, zoo als die nog heden in ons midden werkt, door w.g. van der zwaag, Predikant te Dronrijp. Over het geheel, even als het vorige, een van de beste dezer Bladen. - Van mindere gehalte, ofschoon welgemeend, zijn de vier volgende: 4. Over Gods genade, door j.j. swiers, Predikant te
Havelte. - 5. De kranke vrouw. Het was al eene zonderlinge manier van den Leeraar, die bij haar geroepen werd, haar, op hare algemeene klagt over hare zondigheid, eerst volgens de tien Israëlitische Geboden als 't ware de biecht af te nemen, waarop, gelijk al ligt gebeuren kan, wanneer men die tijdelijke Volkswet, als eene altijd geldende norma morum et conscientiae, ook onder het Evangelie aanneemt, het niet schuldig van de biech-