Redevoering ter gelegenheid der bevestiging van Z.K. Hoogheid, den Erfgroothertog van Saksen-Weimar-Eisenach, Karl Alexander August Johann, als Lidmaat der Evangelisch-Protestantsche Kerk, op den 14 Nov. 1834, uitgesproken door J.F. Röhr, Theol. Doct., Opperhofprediker enz. te Weimar. Uit het Hoogduitsch. Te 's Gravenhage, bij J.M. van 't Haaff. 1842. In gr. 8vo. 30 bl. f : - 30.
Plegtig en ernstig is de gelegenheid geweest, op den titel vermeld, en tot heiligen ernst heeft de met lof bekende Opperhofprediker röhr zijnen Vorstelijken Kweekeling boven alles opgewekt, en het Christendom, dat dezelve openlijk aannam, vooral van de practische zijde in het licht gesteld. Op het belangrijke van zulk eene plegtigheid vestigt hij eerst de aandacht, en daarna bepaaldelijk, zoo als zij den hooggeplaatsten Jongeling aanging, die daar het voorwerp van aller opmerking en belangstelling was. Hierop noodigt hij hem uit tot het voordragen van het zelf-vervaardigd opstel zijner geloofsbelijdenis. Met genoegen heeft Ref. dit opstel gelezen; maar hij zou van sommige punten nog wel wat stelliger melding willen gezien hebben, b.v. van de bewijzen der hoogste Goddelijke zending van jezus, van zijne laatste lotgevallen, van de Goddelijke invoering zijner leer op de wereld, over welk een en ander hier bijna niets gevonden wordt. - Hierna spreekt de Redenaar over den geknield liggenden Vorst eenen korten zegenwensch uit, bidt vervolgens het Onze Vader, en een koorzang voert de doxologie uit. - Eindelijk gaat hij over tot Christelijke vermaningen, om zijnen Vorstelijken Aannemeling tot Christelijke godvrucht en deugd, overeenkomstig de hooge betrekking, waarin dezelve geplaatst is, op te wekken. - Alles wordt besloten met een kort gebed om den Goddelijken bijstand en zegen over den jongen Vorst en zijn Geslacht. - De stijl is deftig en waardig, voor tijd en plaats en toehoorders wel passende, hoewel zich over het geheel minder door levendige warmte en