| |
| |
| |
Mengelwerk.
Over den invloed van het toeval, de behoefte, de practijk en de theorie op de ontwikkeling van kunsten en wetenschappen.
Door Dr. S. Bleekrode.
(Eene Voorlezing, gehouden bij het Genootschap ter bevordering der Natuurkundige Wetenschappen te Groningen.)
De zucht, den mensch ingeschapen, om de hem omringende zaken te leeren kennen, zoo wel als de begeerte, om van deze alle een nuttig gebruik te maken, hebben aan wetenschap en kunst, aan theorie en practijk haren oorsprong gegeven.
Tusschen de wetenschap, welke de theorie geeft, en de kunst, welke de practijk vormt, bestaat een zoodanig wederkeerig verband, dat beide steeds eenen gelijken gang houden - of dat, indien ook de eene de andere vooruitgesneld is, na verloop van eenig tijdperk beide nagenoeg hetzelfde punt bereiken.
Wanneer wij nu den staat van wetenschap en kunst in onze dagen vergelijken met dien van vroegeren tijd, dan zal een ieder toestemmen, dat alle takken van menschelijke kennis en kunst in omvang zijn toegenomen, en nog bij voortduring op hechtere grondslagen worden gesteld, niet alleen door het verbeteren en uitbreiden van hetgene den ouderen reeds bekend was, maar ook door het opsporen en ontwikkelen van hetgeen de nieuwere waarnemingen opleveren.
Even als in de geschiedenis der menschheid, zoo blijft het ook in de geschiedenis van wetenschap en kunst moeije- | |
| |
lijk, te beslissen, aan welken invloed deze eigenlijk den vooruitgang verschuldigd zijn. Er ontbreken geene voorbeelden, die ons den vermogenden invloed van theoretische beschouwingen voorstellen, evenmin als ontegenzeggelijke bewijzen van de uitwerking der practische handelingen. Men zoekt niet vergeefs naar de vindingen, tot welke de behoefte gedreven heeft, evenmin als de ontdekkingen zeldzaam zijn, die het toeval aanwees.
Door eenzijdige navorsching dier invloeden wordt men verleid, om den eenen boven den anderen te stellen, terwijl nogtans de uitkomst van geringe beteekenis is, wanneer niet alle zamenwerken. Ik zal derhalve trachten in deze Voorlezing met ul. te overwegen, in hoeverre toeval, behoefte, practijk en theorie zamenwerken, om wetenschappen en kunsten te ontwikkelen en te volmaken. Verleent mij dan hiertoe ul. welwillende aandacht!
Het toeval is buiten twijfel eene rijke bron van ontdekkingen, en het was inderdaad meermalen de hoofdoorzaak van de grootste ontdekkingen. Een toeval kan den minst geoefende zoowel als den meest wetenschappelijke en ondervindingrijke tot opmerkzaamheid opwekken. Immers de natuur volgt onveranderlijk hare wetten, zoo als ze door de wijsheid des Scheppers zijn ingesteld. Volgens deze vertoont zij onveranderlijk de verschijnselen, op eene meer of min duidelijke wijze voor onze zintuigen. Zijn die verschijnselen bijzonder schitterend en duidelijk, dan worden wij tot nader onderzoek als van zelve aangespoord; zijn zij daarentegen minder beduidend, dan blijven zij meestal onopgemerkt, tot dat zij toevallig door den een' of ander' gezien worden.
De natuur verspreidt de kiemen voor alle ontdekkingen rondom ons - zij zijn dus voor een ieder. Maar slechts hij, die deze kiem onder gunstige omstandigheden weet te ontwikkelen, verdient algemeene erkentelijkheid; en hem belooft verdere ontwikkeling eenen rijken oogst, zoo hij, met theorie toegerust, de practijk verstaat. Voorbeelden zullen dit nader ophelderen.
Dat alle ligchamen, zoo zij ook een gelijk gewigt heb- | |
| |
ben, niet even zwaar zijn, wanneer ze onder water gewogen worden, is een verschijnsel, dat in onzen tijd overbekend is en veelvuldige toepassingen vindt. En nogtans was het een toeval, dat de aandacht op dit eenvoudige verschijnsel vestigde. Archimedes, de beroemde Grieksche wiskundige, zoude het raadsel oplossen, dat hem door zijn' Vorst voorgelegd was, wegens de twijfelachtige zuiverheid eener gouden kroon, die de Vorst ter eere van zijne Goden had doen vervaardigen. Maar alle moeite bleef vruchteloos, tot dat eens archimedes opmerkte, toen hij zich naar gewoonte in een bad begaf, dat zijn eigen ligchaam onder water ligter was. Het is bekend, dat hij dadelijk de belangrijkheid dier toevallige waarneming zoo doorzag, dat hij in geestvervoering ongekleed het bad verliet en door de straten van Syracuse liep, uitroepende: ik heb het gevonden! - Hetgene het toeval aldus aangewezen had, werd hem een onderwerp van wetenschappelijke beschouwing; hij vond het verschil in de specifieke zwaarte der ligchamen, en merkte ook de evenredige afwijking op, wanneer ligchamen van verschillende specifieke zwaarte met elkander gemengd worden. Nog tegenwoordig kan men op dezelfde wijze bij benadering het gehalte der voorwerpen, uit edele metalen vervaardigd, opsporen. - Doch archimedes bleef niet hierbij stilstaan. Hij oordeelde, dat, wanneer verschillende ligchamen in hetzelfde vocht een verschil in gewigt opleveren, dit ook bestaan zal, wanneer hetzelfde ligchaam in verschillende vochten wordt gewogen; en hierdoor kwam hij tot de uitvinding des Areometers of vochtwegers, welks uitgebreide, en nuttige toepassing geene breedvoerige beschrijving vordert.
Dat dus niet het toeval, als zoodanig, maar de juiste beschouwing der toevallige verschijnselen de eenigste oorzaak en bron van nieuwe en groote ontdekkingen wordt, leert ons de geschiedenis van den beroemden galilei nog duidelijker. Velen hebben ongetwijfeld de gelegenheid gehad, om de heen en weêrgaande bewegingen of schommelingen van een opgehangen ligchaam waar te nemen,
| |
| |
maar het was aan galilei, den edelen Italiaanschen geleerde, voorbehouden, om, naar aanleiding eener toevallige opmerking, de beweging van vallende ligchamen te bepalen en de leer des Slingers te ontwikkelen. In den Dom te Pisa zijnde, werd zijne vrome aandacht gestoord door de schommelingen van eene kerkkroon; hij zag hoe elke schommeling, bij grootere of kleinere uitwijking, in een nagenoeg gelijk tijdsverloop volbragt werd, en nu had hij het middel gevonden, om de wetten voor den val der ligchamen vast te stellen, die de grondslagen zijn van werktuigkunde, waterweeg- en waterloopkunde.
De meening van aristoteles hield men nog steeds voor waar, dat er ligte en zware ligchamen zouden bestaan, van welke de eerste zich van de aarde trachten te verwijderen, even als de laatste de aarde zoeken. Maar galilei bewees, dat alle ligchamen even zwaar zijn, dat is, met gelijke poging de aarde zoeken, en dus even snel zouden dalen, zoo niet de lucht tegenstand bood in verhouding tot de ruimte, die zij innemen. En ook dit beginsel was van hoog gewigt; het vormde onder andere eenen van de grondslagen der lucht-scheepvaart.
Van hoeveel belang de leer van de Pendule of Slinger geworden is voor de sterrekunde en aardrijkskunde, kan niet in korte trekken worden geschetst, vooral nadat onze landgenoot christiaan huygens ze op de uurwerken toegepast had. De Slinger, verder, wordt niet alleen gebruikt om eene regelmatige beweging voort te brengen, maar ook als regulateur, om eene onregelmatige beweging te besturen en gelijkvormig te doen worden.
Het is bekend, dat eenige putgravers te Florence in volle verbazing tot den beroemden galilei snelden, omdat een pomproer, hetwelk zij, ten einde het water uit eenen put tot eene meerdere hoogte te kunnen opleiden, langer dan gewoonlijk gemaakt hadden, weigerde water te geven. Galilei beantwoordde hunne bevreemding met eene verklaring, die sedert eeuwen uit misverstand en vooroordeel verdedigd werd. Het rijzen van het water in de pomp werd toegeschreven aan den afkeer der natuur,
| |
| |
om eene plaats ledig te laten - het scheen dus nu, dat de natuur dezen afkeer niet verder dan tot 32 voeten hoogte uitstrekte. - Hierin berustte galilei.
Hetgene echter den grooten man ontging, werd door zijnen leerling torricelli, die hierbij tegenwoordig was, vastgehouden. Hij overwoog het toevallige verschijnsel, en bevond, dat de drukking der lucht het water in de pompbuis opdreef. Hij leerde dan ook de zwaarte der lucht kennen en gaf aanleiding tot de daarstelling des Barometers. Torricelli had aldus, door het juist en zonder vooroordeel opmerken van het toevallige verschijnsel, den weg aangewezen, die aan velen zijner opvolgers eene roemvolle plaats onder de natuurkundigen verschafte. Zijn voetspoor volgende, leerde pascal den barometer kennen als middel, om de veranderlijke zwaarte der lucht met juistheid gade te slaan, en vormde aldus de grondslagen van de weêrkunde en de leer der luchtverhevelingen.
De uitvinding der Luchtpomp, door otto van guericke werd kort hierna gedaan. En welken afstand is er niet tusschen otto van guericke's eerste proefneming en de luchtpomp, zoo als wij ze thans kennen, - zoo als wij ze in onze dagen toegepast zien. Drie volwassene en sterke mannen had hij noodig, om den zuiger van zijne luchtpomp te bewegen, en naauwelijks was het luchtledige daargesteld, of de lucht deed zijnen toestel door de persing van buiten zamenstorten. Hoe veelvuldige fabrijkmatige bewerkingen worden thans op de eenvoudigste wijze verrigt. Eene stoommachine van lage drukking drijft eene luchtpomp, die de luchtledigheid overal daarstelt, waar men zulks verkiest. John hague beweegt, door het vormen van eene luchtledigheid, eene kraan tot het ophalen van zware lasten; en in eene ankersmederij heeft hij zulks aangewend tot de plotselinge beweging der zwaarste hamers, om het gloeijende ijzer in den kortsten tijd te treffen.
Bij de munt te Utrecht kan men zien, hoe eene eenvoudige stoommachine van lage drukking de luchtledigheid in vijf recipienten daarstelt. Rondom ieder recipient zijn acht muntpersen geplaatst, die door dezelve worden ge- | |
| |
dreven, zoodra de lucht, door het omdraaijen eener kraan, gelegenheid vindt, om in de luchtledige ruimte te dringen; elke pers maakt dan 50-60 slagen in ééne minuut.
Het is ontegenzeggelijk waar, dat zoo wel hij, die zich op zijne beschouwingen beroept, als hij, die op zijne practijk steunt, zelden door eigene beweging van den eenmaal ingeslagen' weg afwijkt. Hij vermeent een veilig pad te betreden; zijne opgevatte denkbeelden bevestigen hem hierin, en hij gaat dan, en velen met hem, uit gewoonte, blindelings voort, tot dat een toeval of een onverwacht verschijnsel zijne oplettendheid wekt. Wij zullen ook dit bevestigd zien, wanneer wij den gang der wetenschappen tot op onzen tijd gadeslaan. Ik noem slechts in het voorbijgaan newton, wien de val van een' appel, toen hij in zijnen tuin te Woolsthorpe over de beweging der hemelsche ligchamen nadacht, tot de eerste oorzaak opvoerde, die planetenstelsels onderling verbindt en beweegt, terwijl zulks aan kepler ontging, die onvermoeid den loop der hemelsche ligchamen naspoorde en daardoor hunne eeuwige wetten wel begreep; doch, gebonden door heerschende denkbeelden, vermogt hij niet tot die oorzaak op te klimmen. Ik herinner ul. slechts den naam van galvani, wien de toevallig waargenomene laatste zenuwtrekkingen van voor de keuken toebereide kikvorschen den weg wezen naar een nog onbekend gebied van natuurverschijnselen. Hij erkende wel is waar eene bijzondere werking, maar zocht ze te onderwerpen aan eene toen gehuldigde leerwijze, aan welke hij dezelve tot eenen gewigtigen steun zocht toe te voegen. Doch weldra verhief zich volta boven het veranderlijke leerstelsel, en zoo werd de Galvanische Electriciteit geboren. Honderden ijverige handen en een nog grooter getal denkende hoofden zag men nu dagelijks het nieuwe wetenschappelijke veld bearbeiden, maar aan niemand gelukte het een verschijnsel te vinden, dat het lang gewenschte verband kon daarstellen tusschen Electriciteit en Magneetkracht. Oersted werd plotseling hiertoe geroepen, toen hem dit toevallig verscheen,
ter ge- | |
| |
legenheid, dat hij aan zijne leerlingen eenige Electrische proeven voorstelde. Het Electromagnetisme opende nu eene nieuwe bron van wetenschappelijke nasporingen. De schranderste geleerden werden werkzaam, om den weg te vervolgen, onder welke ik slechts ampère noem; maar eerst na verloop van een' geruimen tijd gaf de ondervinding aan faraday aanleiding, om de Inductie of Magneto-Electriciteit te leeren kennen. Nadat men aldus toevallig de wetenschap uitgebreid had, ging men over tot hare toepassing en practijk, van welke buiten twijfel nog onze leeftijd de schoonste vruchten zal genieten.
Hetgene het toeval weigert, wordt soms door den drang eener behoefte gevonden. Wij erkennen de verhevenste wijsheid in die natuurwet, dat de mensch, hoewel de hoogste en volmaaktste plaats in de ons bekende schepping innemende, onder alle schepselen de meeste behoeften heeft; dat hij aan vele gevaren is blootgesteld en vele zwarigheden moet te boven komen, vóórdat hij het toppunt zijner bestemming kan bereiken; zijne behoeften wekken hem op, om zijne opmerkzaamheid te vestigen op hetgene hem omringt; daardoor wordt hij werkzaam - hij denkt, onderzoekt, en hoewel een nietig deel der schepping zijnde, vereenigt hij het Heelal in het brandpunt van zijnen geest. Zijn leven, als individu, zoo wel als zijn maatschappelijk leven, verwekt behoeften, tot welker voldoening hij middelen zoekt; - en dan, wanneer natuur of kunst hem tegenstreven, wordt hij nog meer aangespoord, den moed niet te verliezen, om de overwinning te behalen.
Egypte, dat steeds de vruchtbare overstroomingen van den Nijl zegende, werd niet zelden door besmettelijke ziekten geteisterd, wanneer, bij het terugtrekken van den stroom, de lage, moerassige landen geene genoegzame afwatering hadden, en deze dan door derzelver langzame uitdrooging de meest verpestende dampen verspreidden. Het was noodzakelijk, voor eene spoedige afwatering te zorgen, welke aan archimedes op de meest eenvoudige wijze gelukte, door de vinding der Archimedische Schroef; eene vinding,
| |
| |
die tot op onze dagen, onder verschillende wijzigingen, de uitgestrektste toepassing vindt. Niet alleen bij waterlozingen is het gebruik der Archimedische Schroef bekend, maar in vele fabrijken wordt zij aangewend, bij voorbeeld in de korenmolens, naar de Amerikaansche verbetering gebouwd, om graan of meel op eene gemakkelijke wijze naar de plaats hunner bestemming te geleiden; in de vlasbanden voor spinmachines tot het bewegen der hekels, enz. En zullen wij dan nog de toepassing op de stoomscheepvaart vergeten, wanneer weldra een ijzeren gevaarte, met eene kracht van meer dan 1000 paarden, door behulp der Archimedische schroef, den Oceaan zal doorklieven, terwijl archimedes bij de eerste vinding niets meer beoogde, dan eenen eenvoudigen en weinig beweegkracht behoevenden toestel, om het water af te leiden.
Het gebruik van Watermolens tot het voortbrengen van beweegkracht was den Romeinen in de derde eeuw genoegzaam bekend; zij waren gebouwd nabij den berg Janiculus, alwaar de grootste waterleidingen aangelegd waren. Ten tijde der belegering van Rome door de Gothen, in 536, werden door den vijand de waterleidingen vernield, en daardoor de stad van water beroofd, zoodanig dat de watermolens niet gedreven konden worden. Er was ook geene gelegenheid om deze door menschen of dieren te bewegen. Door het gevaar van hongersnood gedreven, kwam de Romeinsche Veldheer belisarius op het denkbeeld, om scheep-watermolens op den Tiber aan te leggen, en bragt zulks werkelijk ten uitvoer. - Ook de watermolens, die door ebbe en vloed gedreven worden, hebben hunnen oorsprong te danken aan den drang van behoeften. Te Calais en in andere Fransche zeesteden stonden, volgens het verhaal van belidor, dikwijls gedurende een gedeelte van het jaar de korenwindmolens stil, zoodat er gebrek aan meel ontstond. Een timmerman, met name perse, te Duinkerken, zocht dit bezwaar weg te nemen, en maakte zich in 1730 verdienstelijk door zijne uitvinding van ebbe- en vloedmolens.
| |
| |
Drinkbaar water behoort tot de eerste behoeften der menschen, die door deze behoefte genoodzaakt werden om het door uitgraving en vorming van putten dáár te verzamelen, waar de natuur het niet van zelve aanbood. Het graven door boren te vervangen, was in vele streken sedert eeuwen bekend - in het Fransche Graafschap Artois waren de geboorde putten niet zeldzaam, en vandaar de naam van Artezische putten. Wat is echter van deze vinding geworden? Niet alleen voor huishoudelijk gebruik bestemd, worden zij thans tot het drijven van fabrijken en tot het verwarmen van gebouwen aangewend. In 1824 bestonden in Engeland meer dan 182 Artezische putten, van welke eenige 500 voeten diep waren en sommige het water tot 42 voeten boven de aardoppervlakte dreven. Op verschillende plaatsen worden thans korenmolens met behulp van den waterstraal eener Artezische put gedreven. Te Gonehem bij voorbeeld, nabij Bethune, zijn vier putten ter diepte van 45 el geboord, uit welke het water 3, 5 el boven den grond springt en een waterrad van 3 el middellijn drijft, hetwelk 200 ponden gemalen meel in het uur levert. Tien Arteziaansche putten, vereenigd, bewegen in Frontes, bij Aire, al de werktuigen eener spijkersmederij. - De wateren, die uit de inwendige aderen des aardrijks opwellen, toonen eenen hoogeren, en op sommige plaatsen zelfs een' aanzienlijken warmtegraad; het warme water van den Artezischen put wordt nu door de gebouwen geleid, om tot eene eenvoudige en veilige verwarming te dienen. Doch denzelfden weg vervolgende, heeft de ondervinding geleerd, dat er Artezische putten bestaan, die eene omgekeerde werking vertoonen, doordien zij niet vloeistoffen doen uitstroomen, maar met de meeste graagte de invloeijende vochten als het ware verslinden. Men begrijpt dus wel, dat ook deze waarneming eene veelvuldige nuttige toepassing gevonden heeft,
aangezien men dikwijls uit werkplaatsen, niet zonder hinder voor den naburigen bewoner, overtollige of nadeelige vochten ontlasten of verwijderen moet.
Dwingt ons dan de behoefte, uit zelfbehoud voort- | |
| |
vloeijende, tot nieuwe vindingen, niet minder is dit het geval, wanneer het behoud van de maatschappij in eenen bepaalden stand van zaken hiertoe dringt. Hoe onnatuurlijk ook uitgedacht, hoe onmaatschappelijk ook voorgesteld, nogtans was napoleon's Continentaal Stelsel de drijfveer tot een groot aantal ontdekkingen, op welke onze tijd roem draagt. Toen het verkeer met die landen afgesneden was, welke, door de mildheid der natuur gezegend, zoo vele grondstoffen opleveren voor onze behoeften, werd de aandacht gevestigd op datgene, wat de natuur in ieders nabijheid voortbrengt. Even als de geschiedenis der geneesmiddelen ons leert, dat de natuur niet zelden de middelen juist dáár verspreid heeft, waar de genezing van ziekten deze behoeft, zoo meende men ook overal te vinden, waartoe de behoeften drongen. Ik noem slechts drie zaken ter bevestiging. De bewerking van Katoen had de bewerking van Vlas grootendeels verdrongen; een vreemde bodem leverde de grondstof voor producten, die ook door de bewerking van eigen grond konden worden verkregen. Napoleon onderdrukte den invoer van katoen, zocht de vlasbewerking op te beuren, en nu ontwikkelde zij zich na eene reeks van jaren op nieuw, om hare oude regten te hernemen. - De Indigo, die de verzengde luchtstreek voortbrengt, moest worden gemist, en uit eene inlandsche plant, de blaauw duizendknoop (Polygonum tinctorium) kan zij thans in genoegzame hoeveelheid worden verzameld. - Ook de fabricatie van Suiker uit beetwortels was een gevolg van dit stelsel, om door de snelheid van hare uitbreiding in de laatste jaren eene gewigtige bijdrage voor de kennis der Staatshuishouding te leveren. Dan het stelsel verdween, de gevolgen bleven achter, en ook deze hebben op nieuw doen gevoelen, in welk onderling verband Industrie, Landbouw en Koophandel van verschillende volken staan, die elkander wederkeerig
moeten ondersteunen, zonder door kunstmatige middelen te worden geleid, ten einde duurzaam, bij het noodzakelijke, gerijfelijke en aangename, dat zij voor het
| |
| |
leven verschaffen, tevens eene gelukkige zamenleving te doen geboren worden.
Wanneer door eene ziekelijke gesteldheid, of door het gemis van ledematen, de gewone middelen ter voorziening in levensbehoeften niet kunnen worden gebruikt, is het een aangename pligt, langs andere wegen den ongelukkigen te gemoet te komen. Zoo hielp graeff te Southampton in Engeland eene vrouw, die door naaijen in haar dagelijksch onderhoud voorzag, doch buiten staat werd haar handwerk uit te oefenen, toen zij, ten gevolge eener ziekte, den regterarm moest missen; - graeff dacht eenen toestel uit, die haar het gemis van den arm vergoedde. Even zoo heeft brunel eene machine gevonden, waardoor iemand, die eene zijner handen verloren heeft, schoenen kan maken. Zelfs in het Instituut voor blinden te Liverpool zijn zeer vele werktuigen in gebruik tot het uitoefenen van handwerken, waaronder gezegd worden te bestaan, die door blinden zelven zijn uitgevonden!
Indien het dan tot nu toe gebleken is, dat het toeval vreemde zaken opwekt en dat behoefte tot nieuwe zaken drijft, zullen wij verder gaan en bevinden, dat beide niets vermogen, indien zij niet door de practijk ondersteund en door de theorie voorgelicht worden.
Wat de practijk door trapsgewijze volmaking kan worden, leert meer dan een voorbeeld. De verdeeling van eenen boomstam in planken is hoogst eenvoudig. Doch de eerste practijk ging niet verder, dan door middel van klossen of wigvormige houtstukken een' dikken stam in hoogstens drie bruikbare planken te splijten, terwijl meer dan de helft nutteloos verloren ging. Nog in de zestiende en zeventiende eeuw was deze handelwijze in Noorwegen en Rusland gebruikelijk. Door de toenemende behoefte aan hout, door het verminderen dier uitgestrekte woudstreken werd men tot meerdere zuinigheid genoodzaakt, en daartoe de handzaag uitgevonden. Hoe groot de vinding der zaag gehouden werd bij de Grieken, blijkt uit het verhaal van daedalus, aan wien de eer toegekend werd, met ter zijde stelling van den zoon zijner zuster, dien sommigen
| |
| |
talus, anderen perdix noemen; talus kon zich zulks niet laten welgevallen, en eindigde zijn leven door zich van een' toren neder te storten. - En nogtans was deze practijk ontleend aan de zaagvormige onderkaak der slangen of de zaagvormige ruggegraat van eenen visch, zoo als diodorus verhaalt. De oudste bewoners van het eiland Madeira gebruikten de zaag van den zaagvisch; en vandaar, dat de naam van den visch en van den zaag met hetzelfde woord in het Grieksch en in het Latijn worden uitgedrukt. De opdelvingen te Pompeji en Herculanum bevatten eene teekening der zaag, zoo als ze nog bij ons in gebruik is. Door de uitvinding der zaag bragt men het weldra zoo ver, dat men zonder moeite uit de hand eenen boomstam in planken van één duim dikte verdeelen kon, en niet meer dan ⅛ behoefde te verliezen. Doch bij de kostbare houtsoorten was ook nog dit verlies te groot, terwijl men daarenboven de verdeeling zooverre zocht te brengen, dat het gebruik van dezelve niet door de kosten zoude beperkt worden. De vinding der fourneer- en cirkelzaag werd gedaan, en men bereikte weldra eene zoodanige volmaaktheid, dat een Engelschman, met name munding, in 1826 eene cirkelzaag daargesteld had, waardoor hij in staat was, om uit eenen post van een' ouden duim dikte 20 bladen te snijden.
Vraagt men nu verder, wat de practijk door goede leiding vermogt, dan antwoorden wij door te wijzen op de aanwending van de kracht des winds tot het drijven van molens. In de vierde eeuw werden reeds in de Nederlanden hout en steenblokken met behulp van windkracht gezaagd; later werden de windmolens als algemeene beweegkracht door geheel Europa bekend, waar zij eene volmaking bereikten, die thans in Nederland vergeefs gezocht wordt. In den beginne moest de geheele molen verplaatst worden, zoo als men ze nog op enkele plaatsen aantreft, ten einde den wind op te vangen, nadat men ingezien had, dat de molen niet in eene onveranderlijke rigting kon staan blijven, om op eenen gunstigen wind te wachten. Immers in de Nederlanden waren de eerste mo- | |
| |
lens onbewegelijk en in de rigting van den noordwesten wind gebouwd, als den meest heerschenden luchtstroom. Het verdraaijen van den molen, rondom eene verticale spil, gaf tot nieuwe zwarigheden aanleiding, wanneer hij van eenigen omvang was, terwijl nog daarenboven de minder hechte stand niet genoegzaam het geweld des storms kon verduren. Eeuwen later werd door eenen Vlaming, nabij Yperen, de bewegelijke molenkap daargesteld, en hiermede scheen de Hollandsche windmolen volmaakt, tot dat de negentiende eeuw leerde, om niet meer de bewegelijke kap telkens uit de hand naar de windstreek te rigten, maar om het rigten der wieken aan den wind zelven over te laten, en zijn veranderlijk vermogen door regulateurs te wijzigen en gelijkvormig te doen worden.
Even als de vinding der zaag ontstaan is door de practische toepassing van een voorbeeld, dat de natuur oplevert, zoo kunnen wij meer werktuigen noemen, die aan haar ontleend zijn. Was het niet de natuurdrift der spinnen, die aan de spinnerij en weverij haren oorsprong gaf? en welken aanzienlijken afstand ziet men nu niet tusschen het eenvoudige weefstel van den Indiaan, zoo als hij zijne ketting tusschen boomstammen uitspant, en den powerloom of zelfwerkenden weefstoel! welk een verbazend verschil tusschen de wijze, waarop hij eenen enkelen draad uittrekt en spint, en den spinstoel, die zelfs elfhonderd draden gelijktijdig voortbrengt!
Eene stoommachine van 100 paardekracht levert het vermogen van 880 krachtvolle mannen. Met behulp van eene zoodanige machine kunnen in eene katoenspinnerij 50,000 klossen worden in beweging gesteld, benevens al de werktuigen, die tot de voorbereidende bewerkingen behooren, waarbij men slechts 750 arbeiders, bestaande in mannen, vrouwen en kinderen, behoeft, om het toezigt over de werktuigen te houden. Deze menschen leveren nu, met behulp der stoommachine, zoo veel, als vroeger naauwelijks 200,000 menschen konden verrigten, zoodat de 50,000 klossen te zamen, in 12 uren werktijd, eenen draad spinnen van 62,000 mijlen lengte, waarmede men
| |
| |
den aardkogel twee en een half malen omspannen kan. Hieruit blijkt dan genoegzaam, hoeverre de practijk door vooruitstreving en volmaking gaat. Het was richard arkwright, die in de voorgaande eeuw, gelijktijdig met james watt, de practische Werktuigkunde eene zoodanige rigting gaf, dat thans niets onmogelijk, niets onuitvoerbaar schijnt, wanneer het kracht en beweging geldt.
Als kunstwerk van onzen tijd prijkt de Thames-tunnel, een werk, dat, uithoofde van herhaalde moeijelijkheden en bezwaren, werd gestaakt en hervat, zonder schatten noch arbeid te ontzien. En nogtans zoude brunel en niet in geslaagd zijn, zoo niet het instinct van den paalworm hem voorgelicht had, om, even als deze worm zich in deszelfs verwoestenden werkkring door een schild dekt, ook zijne arbeiders onder een soortgelijk schild aan het werk te zetten.
Wij zouden meer dergelijke voorbeelden uit ouderen en nieuweren tijd kunnen aanhalen, om te doen zien, wat practijk vermag, wanneer zij op eene juiste wijze wordt geleid en uitgevoerd. Men behoeft zich slechts op de Daguerreotype te beroepen, als uitkomst eener beproefde practische kennis, zonder theorie, maar geleid door theoretische beginselen. En hoe verre heeft zich ook deze kunst niet volmaakt, nu zij thans, in eenige seconden, de gewenschte teekening voortbrengt. Eene practijk, die niet door theorie wordt bijgestaan of toegelicht, tast in het blinde rond, verspilt tijd, moeite en kosten, zonder zekere uitkomsten, en veroorzaakt daarenboven niet zelden schade en nadeel.
Is practijk met theorie vereenigd, dan bevindt zich de menschelijke geest op een hooger standpunt, en dit eerst leidt tot welvaart en genoegen. Toevallige verschijnselen zijn, even als in het algemeen de daadzaken van elke ondervinding en de uitkomsten van iedere practijk, op zichzelve genomen, veel minder in waarde, zoo lang zij geheel alleen staan en afzonderlijk worden beschouwd. De theorie wordt als het ware derzelver geest; met behulp van haar, kan men dezelve meer van nabij beproeven, op me- | |
| |
nigvuldige wijzen toetsen, veranderen en wijzigen, tot dat uit dezelve belangrijke gevolgen kunnen worden afgeleid. De theorie maakt niet alleen de daadzaken eener bijzondere ondervinding meer algemeen, maar bezit nog eene scheppende kracht, om uit het bekende het onbekende in het licht te roepen; door haar verkrijgt men een bijzonder doorzigt, vormt nieuwe denkbeelden en geraakt tot nieuwe uitvindingen. - Zoo naderen wij weder het gebied der wetenschappen, en ontwaren dat, hoezeer ook theoriën op theoriën gevolgd zijn, de meest onvolmaakte theorie nog van belang bleef en tot den vooruitgang van wetenschap en kunst medewerkte. Bij al hetgene wij verrigten, kunnen wij noch de stof, noch de krachten, die in haar werken of door haar opgewekt worden, missen. In overeenstemming met den wezenlijken aard der stof en de juiste kennis dier krachten, kan, hetgene toeval, behoefte of practijk aan de hand geeft, nuttig worden. Wij kunnen ons niet boven dezelve in de wezenlijke wereld verheffen, zonder hersenschimmen in het aanzijn te roepen. Ik verwijs ul. tot de geschiedenis der sterrekunde, om te ontwaren, hoeverre men het met eene juiste theorie brengt, en welk nut deze voor de practijk oplevert. Niet de opeenstapeling van daadzaken, niet de zamenstelling van verschijnselen hebben de sterrekunde tot de verhevenste wetenschap gevormd, maar het verband, waarin ze de theorie gebragt heeft, heeft tot de eeuwige wetten der natuur geleid.
Ik verwijs tot de geschiedenis der scheikunde, hoe de eene theorie steeds tot de andere geleid heeft, en dat hierdoor een schat van daadzaken verzameld is, die den grondslag vormen der scheikundige kunsten, om niet steeds beperkt te blijven bij de bewerking der materialen, zoo als ze de natuur oplevert, maar ook om nieuwe voort te brengen, waar ze vergeefs gezocht worden, of wegens de schaarschheid kostbaar zijn. Tot voorbeeld strekke de kunstmatige salpeterbereiding en de daarstelling van den kunstmatigen Ultramarin.
Ook de natuurkunde levert hier meer dan één voorbeeld. Wij vestigen de aandacht op de Galvanische Electriciteit,
| |
| |
in hare toepassing om nieuwe scheikundige producten daar te stellen; om heweegkracht op te wekken tot het drijven van werktuigen; om beweging voort te planten tot telegraphisch gebruik; om nieuwe ligchamen kunstmatig te vormen, zoo als de Galvanotypie en plastiek dit tegenwoordig uit de edele metalen, zoo wel als uit de onedele, verrigt; om de edele metalen uit de ertsen af te zonderen, en de min edele metalen, bij wijze van platinering, vergulding en verzilvering, met een opperhuid der edele metalen te dekken.
Deze voorbeelden zijn reeds voldoende, om ons gevoelen over de waarde der theorie te staven, wanneer zij uit echt wetenschappelijke bronnen geput wordt. Wat behoeven wij ons dan te verwonderen, dat men zich in den laatsten tijd zoo zeer bemoeid heeft, om bij de uitoefening van alle bedrijven, die van natuurvoortbrengsels en natuurkrachten afhankelijk zijn, meer en meer op eene wetenschappelijke en theoretische vorming aan te dringen, in verband met de practijk.
Hetgene in andere landen betrekkelijk Industrie- of Polytechnische Scholen reeds lang bij ondervinding goed bevonden is, drong eerst laat tot ons door. Mogt dan dit ook eene slechte zijde gehad hebben, de goede zijde bestaat daarin, dat men van de ondervinding, die buitenslands verkregen is, gebruik kan maken, om zulks dadelijk op de beste wijze tot stand te brengen en in stand te houden.
Wij erkennen den invloed van een gelukkig toeval en de uitwerking van dringende behoeften op den vooruitgang in de kunsten en wetenschappen; maar het strijdt tegen het gezonde verstand, om aan deze het lot van wetenschap en kunst over te laten, evenmin als wij hieraan de beschaving der menschen en de verlichting der maatschappij overlaten.
Er is geene kracht, geene werking, zonder dat wetenschap haar leidt.
Voorzeker levert het werkdadige leven, de practijk, de hechtste grondslagen voor alle takken van menschelijke
| |
| |
kennis en bedrijvigheid; maar niet, wanneer zij blindelings zich aan hare ondervinding hecht, zonder deze te overwegen en te toetsen, en dan bij het eenmaal aangeleerde stilstaat. Stilstand is achteruitgang, waar bij anderen de vooruitgang niet gestuit kan worden! Door de theorie voorgelicht, streven wij voorwaarts naar die oneindige waarheid, die tot de Almagt leidt. Eene ware theorie leert ons niet, hoe verre wij reeds gevorderd zijn, maar hoe verre wij nog verwijderd zijn van het standpunt, van waar men den aard der dingen naar waarheid zou kunnen overzien. Het is eene hooge wijsheid, dat toeval en behoefte den mensch op eens tot een hooger standpunt kunnen verheffen, waarheen zijne krachtinspanning en zielsvermogens hem niet zoo snel zouden brengen. Want de mensch is wel voor elke ontwikkeling vatbaar, maar als eindig wezen heeft hij zijne grenzen, en kan zich, niettegenstaande de bron zijns verstands onuitputtelijk is, slechts tot zekere spheren verheffen.
|
|