juist te dien tijde op de Koppenhager kweekschool bevond, reeds bij het begin zijns levens de grievendste balsturigheden van het noodlot ondervinden. De voorvallen op zijne zeetogten, als scheepsjongen, matroos en stuurman, zouden, ook bij het eenvoudigste relaas daarvan, belangstelling gewekt hebben, want zij leiden ons op een, voor den bewoner van het vaste land, gedurende de jaren der onderdrukking en der zegepraal, bijna geheel vreemd gebleven veld der geschiedenis van onzen tijd, op de zee namelijk, waar Engeland, Amerika en Frankrijk zoo bloedig met elkander worstelden. Toen mensen ernst in het jaar 1818, na eenen driejarigen kruistogt, op het fregat Caledonia, door alle zeeën medegemaakt te hebben, en na drie Oostindische reizen, weder te Londen teruggekomen was en zich van zijne gewonnene prijsgelden wat te goed deed, bood zich voor hem de gelegenheid aan, om van zijne, onder de zeelieden bekende en reeds vroeger wel eens op de proef gestelde bekwaamheid in het snel loopen, ten koste van eenige liefhebbers van weddingschappen, bewijzen te geven. Twee groote en langdurige wedloopen, de eene van Londen naar Portsmouth, (72 Engelsche mijlen in 9 uren tijds) de andere van Londen naar Liverpool, (150 mijlen in 32 uren) legden den grond van zijnen, sedert in geheel Europa verbreiden roem, en bragten den renlust, die in hem was, tot zulk eene hoogte, dat hij sedert met de snelheid des ruiters en met de rusteloosheid der zwaluw, op gebaande en ongebaande wegen, de wereld doortrekt. In zijn 39ste jaar (1837) kon ernst zich beroemen, meer dan 50,000 mijlen wegs, voor twee derde deelen ter zee en het andere derde te land, dat is te zeggen te voet, te hebben afgelegd. Zijne snelste reis mag wel de renloop geweest
zijn, welken hij, tot beslissing eener weddingschap van 100,000 francs, tusschen verscheidene Franschen en Engelschen, van Parijs naar Moskou ondernam. Ernst verliet het Vendôme-plein den 11 Junij 1831, tien minuten na 4 ure, en bereikte het groote portaal van het Kreml den 25 Junij, ten 10 ure des morgens, zoodat hij den afstand van 352 mijlen in 13½ dagen, of dagelijks door elkander gerekend eenen weg van 25 à 26 mijlen, afgelegd heeft. Nog merkwaardiger was misschien de wonderbare togt van Nymphenburg naar Nauplia in 1833, van den 6 Junij, ten 1 ure na den middag, tot den 1 Julij, ten 1 ure 48 minuten des morgens, om Koning otto groet en