Het onontvreemdbare.
Napoleon nam op zijnen veldtogt in Italië een Hongaarsch bataillon gevangen. De Kolonel, een' oud man, beklaagde zich bitter over de Fransche wijs van vechten, over de plotselinge en onverwachte aanvallen op de flanken, in het centrum enz., en eindigde met de aanmerking, dat hij in het leger van Keizerin maria theresia in Duitschland gevochten had, toen nog de veldslagen volgens de regels der krijgskunde gewonnen werden. - ‘Dan moet gij al vrij oud zijn,’ zeide napoleon. - ‘Ja, zestig of zeventig jaren.’ - ‘Maar, Overste, ik dacht gij hadt lang genoeg geleefd, om uwe jaren wat naauwkeuriger te leeren tellen.’ - ‘Och wat, Generaal,’ antwoordde de Hongaar, ‘ik tel mijn geld, mijne hemden, mijne paarden; maar mijne jaren? van deze ontsteelt mij toch niemand wat.’